155
M. en de daarachter liggende reduitstelling weder volkomen beheerscht
Dit zullen wij gemakkelijk kunnen doen, door een aldaar achter
de brug over de Paudjang aan te leggen werk, hetwelk, in verband met
een paar kleine batterijen, die het bij die hoogte diep ingesneden
ravijn van die rivier bestrijken en de vesting, welke het lager liggend
terrein genoegzaam verdedigt, hem den rivierovergang zoo moeielijk
zullen maken, dat hij nu wel besluiten zal den grooten weg te ver
laten.
Westwaarts gaande, zal hij dan op den Goenong Goegon, dien hij
reeds even boven Merak Mati, langs een weg welke de noordelijke
en westelijke hellingen van de Kendali Sodo longeert, kan bereiken,
eene positie vinden, van waar hij de vesting, met al hare gebouwen,
op eeneu afstand van 3800 M.de hoogte bij de Pandjang-brug
op ruim 2000 M. en Banjoe Biroe op ruim 6000 Meter, evenals
het groote gedeelte der wegen van Bawen naar de vesting de naar
Magelang zien kan. In die positie kan hij dus eveneens het rustig
verblijf in onze centraalstelling onmogelijk maken, en wij zijn dus
ook verplicht hem het bezetten daarvan te beletten door er een hecht,
met vér dragend geschut bewapend werk aan te leggen, hetwelk licht
onneembaar kan gemaakt worden.
Nadat wij ons aldus tegen aanvallen in front die, wanneer wij
de voorliggende domineerende hoogten niet bezetten, veel waarschijn
lijker geworden zijn dan Von Gagern kon onderstellen en tegen
eene westelijke omtrekking gedekt hebben, zullen wij ons moeten
bezig houden met de oostelijke accessen, en daaronder voornamelijk
met de spoorbaan, waarmede, gelijk wij gezien hebben, de gewone
weg tot bij de Toentang-rivier voor een groot gedeelte samenvalt.
Kan de vijand langs deze baan den rechtervleugel van onze cen
traalstelling naderen, dan zullen de hierboven aangegeven batterijen
ten noorden der positie veel van hun nut verloren hebben, hoewel
zij hem altijd zullen blijven beletten zich in de vallei uit te breiden,
en ons dus de gelegenheid schenken hem ouder haar vuur, b. v. tus-
schen de vesting en de redoute bij de brug over de Pandjang, in
eene goede stelling af te wachten.
Evenwel is het van belang, den vijand te beletten, langs dit oos
telijk acces onze stelling te naderen.
lil het geaccidenteerde terrein tusschen Kedoeng Djattie en de
Toentang zal echter voorzeker wel eeuige stelling te vinden zijn,
die, met veldwerken versterkt, ons in de gelegenheid zullen stellen,
den vijand het verder doordringen te beletten; daarbij kan dan eene re-