156
doute bij de brug over de Toentang als steunpunt dienen en onzen
terugtocht dekken.
Deze redoute moet tevens den toegang tot den grooten weg naar
Salatiga verdedigen, want gelukt het den vijand dien te forceeren, dan
zal hij op dien weg weder gelegenheid vinden om, buiten het bereik
van ons vuur, onze stelling te vernielen en ons te noodzaken, op den
weg naar de Kadoe te retireeren.
Ten einde dit te voorkomen, zal het dus wellicht ook noodig zijn^
de meest domineerende hoogten op de rechterflank onzer stelling te be
zetten; te meer, omdat deze versterking ook zou kunnen dienen te
gen eenen niet onmogelijken aanval van den kant van Salatiga, welke
plaats de vijand van Karang-Loh ook rechtstreeks kan bereiken.
Dat de vijand, den weg naar Salatiga geforceerd hebbende, langs
Tjandi-doekoe in onze stelling zou trachten door te dringen, is niet
waarschijnlijk, omdat hij zich dan daarin toch niet zou kunnen staande
houden, zoolang wij de hoogten van Ngassinan en Goenong Goegon
bezetten, en dus de geheele vallei beheerschen.
De vroeger ontworpen redoute op dien heuvel komt dan ook min
der noodig voor, en veldwerken zullen tot eene eventueele verdediging
der stelling aldaar wel voldoende zijn.
De redoute bij Wawar blijft nuttig als steunpunt bij operatiën te
gen eenen langs den weg van Setjang komenden vijand, tot afsluiting
van den toegang tot de stelling aan die zijde en tot dekking van
onzen terugtocht.
Uit het vorenstaande blijkt, dat de uitvinding van het getrokken
geschut een geheele wijziging der verdediging van onze centraal-
stelling noodig gemaakt heeft, zonder dat deze daardoor hare hooge
strategische waarde behoeft te verliezen.
De reduitstelling, in front door eene inondatie en in den rug en in
de flanken door forten gedekt, zooals zij vroeger is ontworpen en
gedeeltelijk ook is gebouwd, zou op zich zelve wel sterk zijn, doch
heeft het groote nadeel, dat een daar binnen getrokken leger gevaar
loopt, zijne vrijheid van beweging te verliezen, en er niet altijd uit zal
kunnen komen, wanneer de vijand de drie defile-matige uitgangen
blokkeert; terwijl de stelling buitendien geen ruimte genoeg oplevert
om het geheele leger met toebehooren op te nemen. Hoewel deze
positie daardoor met meer beantwoordt aan het doel, hetwelk de ont
werper zich daarvan had voorgesteld, behoeft de gedachte, welke daaraan
den grondslag lag, niet opgegeven te worden.