157
Wanneer ons leger namelijk door geleden nederlagen genoodzaakt
wordt, bescherming achter de linie van de Toentang te zoeken, dan
kannen wij, door het aldaar eene minder ineengedrongen positie, met
den rechtervleugel te Salatiga en den linkervleugel op de oostelijke
hellingen van het Djamboe-gebergte te doen innemen, zoodanig op
stellen, dat het volkomen vrijheid van beweging behoudt. Men be
hoeft dan niet te vreezen voor insluiting, bezet de wegen waar langs
de positie omgetrokken zou kunnen worden, en kan het leger, als de
vijand tot den aanval overgaat, hetgeen bij genoegzame waakzaam
heid onzerzijds niet onverhoeds kan j^Ëats vinden in weinige uren
samentrekken, terwijl men de bewegiijlen des vijands veel beter kan
bespieden en, zonder omslachtige voorbereidingen, van elke fout van
den aanvaller gebruik kan maken om deze afbreuk te doen.
Is de stelling versterkt, in den geest als hierboven werd aange
geven, dan is men er even veilig als in de reduitstelling, en men
behoudt de gelegenheid om offensief op te treden, waardoor men het
moreel van den troep beter staande houdt.
Tusschen de vesting en de redoute bij de brug over de Pandjang
vindt men dan, in front gedekt door die rivier, een zeer sterk slag
veld, ongeveer 1300 M. lang, waarin eene legermacht van 10.000
man, in twee of drie liniën opgesteld, met voordeel slag leveren kan.
De vesting wordt dan eene depötplaats en de geheele stelling een
steunpunt, waardoor ons mobiel leger, geheel vrij in zijne bewegingen,
den vijand, waar hij ook landen moge, kan te gemoet gaan, zonder
gevaar te loopen zijne gemeenschap te verliezen of dat de vijand den
weg naar de Vorstenlanden en het zuiden van midden-Java, welke
door de positie versperd wordt, zal forceeren, terwijl de stelling ein
delijk niet voorbijgetrokken zal worden dan in geval van eene zeer
groote overmacht, die bij eene overzeesche expeditie niet te verwachten is.
33. Nadat wij aldus hebben aangetoond, hoe de verdediging bij
eene landing des vijands op de noordkust gevoerd zal moeten wor
den, zullen wij ons thans bezig houden met een aanval van de zuid
kust. Wij hebben reeds gezegd, dat daarvoor in den oostmoesson
weinig gevaar bestaat, wanneer wij de haven van Tjilatjap, het eenige
landingspunt in dat jaargetijde, behoorlijk verdedigen. Wij moeten
alsdan onze hoofdmacht in de stelling aan de Toentang concentreeren
en naar de noordkust tot bij Semarang vooruitschuiven, en aan de
zuidkust slechts eene genoegzame macht tot de verdediging der haven
van Tjilatjap achterlaten.