158 In den westmoesson daarentegen wordt eene landing aan de noord kust zeer moeielijk en onzeker, doch kan de vijand daarentegen ook buiten, doch in de onmiddellijke nabijheid der haven van Tjilatjap landen en deze dus ook van de landzijde forceeren. Wij moeten dan onze aandacht meer bepaald op dit punt vestigen en onze hoofd macht, zoo niet op die plaats zelve, dan toch meer in hare nabijheid opstellen, waartoe b. v. Poerworedjo (Bagelen) in aanmerking zou kun nen komen, vermits deze plaats ongeveer halverwege tusschen Ainba- rawa en Tjilatjap gelegen is. De haven van Tjilatjap wordt gevormd door eeneu zeearm, die tusschen den Java-wal die zich hier tot eene landtong gevormd lieeft en Noesa Kembangan stroomt, en heeft slechts één ingang de oostelijke welke geschikt is om groote schepen binnen te laten, terwijl de westelijke allengs ondieper wordt en nauwelijks meer voor sloepen bevaarbaar is. Aan de westzijde van de landtong is eene vrij ver landwaarts inloopende kreek, welke tot uitwatering dient der naburige moerassen, door de daardoor ontstane schuring diep gehou den wordt en 200 tot 300 schepen van groot charter zou kunnen bergen. Dit water, Tji Don au genaamd, ligt ongeveer 7000 M. achter Ka- rang Bollong, de noordoostelijke punt van Noesa Kembangan, bij den ingang der haven. A'oor de havenmonding ligt een bank, waar op 20 a 23 voet water en eene lastige deining staat, en die, in ver band met den verderen kronkelenden loop van het vaarwater, over eene lengte van 2800 M. en bij eene maximum-breedte van 140 M., het binnenkomen zelfs met bekwamen loodsen en tusschen nauwkeu rig gestelde baken zeer moeielijk maakt. Hoewel bezwarend in gewone tijden, maakt dit de verdediging ge makkelijker, terwijl eene blokkade, behalve in den westmoesson (en dan nog slechts tijdelijk), wanneer de zee stiller is, zeer moeielijk, zoo niet onmogelijk is. Aan de landzijde is de landtong ten westen gedekt door een moeras van bijna 500 vierkante palen oppervlakte, en ten oosten eveneens door moerassig terrein en de zeer breede Serajoe-rivier. Aanvankelijk zag Van der Wijck in Tjilatjap een punt, dat voor de gemeenschap met Europa en als stapelplaats der producten van de de zuidelijke residentiën van midden-Java belangrijk zou kunnen wor den, en meende hij, dat de plaats slechts tegen kleine vijandelijke ondernemingen behoefde te worden verdedigd, hetgeen zonder groote kosten zou kunnen geschieden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 165