170
in- en omwoners en des noods met een gedeelte der bevolking uit
Bantam die plaats tot het uiterste verdedigen moestendan zou de
verovering den vijand niet batenvermits hij daarna nog altijd een
groot korps zou moeten afzonderen om het garnizoen in het haven
werk en in de citadel in bedwang te houdengeeue gelegenheid zou
hebben, zijne benoodigdheden te water aan de voeren, omdat eene op
de haven steunende flotille hem zeer zou kunnen verontrusten, en
hij geen debouché zou hebben voor de producten der landen achter de
stad gelegen. (Hierbij wordt waarschijnlijk aangenomen, dat deze niet
over land naar Cheribon kunnen vervoerd worden en dus de thans nog
gebruikelijke waterweg van Tjikao naar Batavia het eenige debouche is).
Yerder moest dan in de Preanger een korps van 4000 man van
het mobiel leger gedetacheerd wordenhetwelkmet behulp der ge
wapende bevolking en door het vernielen van alle wegen naar het
strand en onderwaterzettingen, den vijand zou moeten belettenzoo
wel van de noord- als van de zuidkust in dat gewest door te dringen,
en daarbij door een paar forten op de meest ongenaakbare punten
in de toegangen uit het Cheribonsche zou kunnen worden gesteund.
Dit korps moest den vijand, wanneer deze, na Batavia te hebben ge
nomen, verder trachtte door te dringen, zoolang tegenhouden-, tot het
leger van de Toentang te hulp kan snellenen wanneer de vijand
zich in west-Java slechts tot eene demonstratie bepaalde, om terstond
met de hoofdmacht naar Semarang op te rukken, met achterlating
van 5- a 600 man het leger aan de Toentang rejoigneeren.
Dit advies heeft naar ons oordeel een noodlottig dualisme in het
stelsel van verdediging van Java gebracht, en vooral de kwestie der
verplaatsing van den bestuurszetel op den langen baan geschoven,
daar het aanleiding gaf tot aanneming van het beginsel om, zoo lang
men niet met 's vijand bedoelingen bekend was, het leger op Java
in twee hoofdmassa's te verdeelen, waarvan het aan de Toentang
geplaatste midden- en oost-Java zou moeten gedeslaan en het andere
in de Preanger acht zou moeten geven op al hetgeen in west-Java
kon voorvallen, en de verdediging van Batavia zou moeten ondersteunen.
Ook bleef daardoor in 1836 de kwestie der verplaatsing van den
bestuurszetel onbeslist, en werd het denkbeeld aangegeven of, bijal
dien men eene verplaatsing noodig bleef oordeelendeze niet met
de verdediging in west-Java in verband zou moeten gebracht worden.
-39. Ofschoon Von Gagérn, die, gelijk reeds gezegd werd, de
door Van $er Wijck als reduit zijner binnenlandsche verdediging