171 ontworpen versterkte hoofdplaats bij Brambanan nutteloos achtte, er kende, dat het een voordeel zon zijn, indien de bestuurszetel in mid den-Java geplaatst ware, stonden echter z. i. groote bezwaren eene permanente verplaatsing derwaarts in de weg. Behalve de politieke bedenkingenwelke hij evenals Van den Bosch tegen eene verplaatsing naar de Vorstenlanden had, was hij van oordeel, dat het gouvernement daar moest gevestigd zijn, waar zich de grootste belangen vereenigden; en dit was in midden-Java, waar het verwijderd zou zijn van het grootste gedeelte der Euro- peesche bevolking, niet het geval, wilde hij de financiëele belangen der te Batavia wonende Europeanen niet uit het oog verliezen, terwijl, last not leastde kosten, aan eene verplaatsing verbonden, z. i. een overwegend bezwaar uitmaakten. Hij stelde daarom als mezzo termine voor, eene tijdelijke verplaat sing in oorlogstijd, doch alleen in het geval de vijand Batavia met eeue landing bedreigde; en was van oordeel, dat, wanneer alles behoorlijk voorbereid was, deze verplaatsing niet overhaast behoefde te geschieden. In verband met zijn afkeurend oordeel over Brambanan noemde hij als de meest geschikte plaats voor den gouvernementszetel Poer- woredjo (Bagelen), alwaar de nabijheid van Tjilatjap eenige kans geeft voor het onderhouden der gemeenschap met het buitenland en alwaar, zoolang het mobiel leger aan de Toentaug stand houdt, het hoofdbe stuur veilig genoeg gevestigd zoude zijn. Het hoofdkwartier van het leger moest bij het leger gevestigd blijven, doch het adminis tratief raderwerk kon, zoolang Batavia niet bedreigd werd, aldaar gevestigd blijven (om dan waarschijnlijk zoo noodig met het gouver nement te verhuizen). Poerworedjo zou niet versterkt worden, doch wanneer aldaar in vredestijd een garnizoen werd gelegd, zoude de daarvoor bestemde localiteit zoodanig worden ingericht, dat deze in oorlogstijd tot gouvernementsbureau kon dieuen. Hoewel wij erkennen, dat Brambanan als centraalpunt in verband inet onzen terugtocht minder goed gelegen is, kunnen wij ons met de door Von Gagern voorgestelde tijdelijke verplaatsing van den be stuurszetel niet vereenigen, omdat wij van meening zijn, dat zoo danige verplaatsing in oorlogstijd niet zal lcunnen uitgevoerd worden zonder eene belangrijke storing op den geregelden gang der zaken die, al mocht daarbij eene verwarring als in 1811 vermeden kunnen wor den, reeds een zoo verlammender invloed op den loop der zaken zal hunnen uitoefenen dat wij daaraan het behoud onzer koloniën niet mogen blootstellen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 178