183 den, die door geen enkelen schijn van bewijs gestaafd zijn en voeg ik er bijdat hijdie één pas verder gaan en voor die ge ruchten zoude willen opkomen, gevaar zoude loopen, als lasteraar vervolgd te worden; omdat een in rechten aanneembaar bewijs hij het Ministerie van Koloniën aanwezig is, dat op deugdelijke gronden die geruchten vernietigt. Of de Heeren Waleson, Van Leyden en Van Deutekom feiten zouden hebben kunnen aanvoeren, wanneer zij voor de commissie, waarvan de schrijver der Bijdrage spreekt, waren geroepen geworden, kan ik natuurlijk niet beoordeelen. Het bekend- stellen van gevoelenswaarvan op de 16e regel v. b. op bladz. 427 v. h. M. T. gesproken wordt, zoude echter wel niets tot de zaak af gedaan hebbenwant in die dagen waren wij de aera nog niet in getreden, dat gevoelens alleen een overigens onbesproken naam kon den vernietigen. Wanneer Gen. W. het oordeel, vervat in de 3.e alinea op bladz. 429 v. h. M. T. voor mij ter neder gesteld heeft, dan zal het wel te vergeefs zijn te beproeven hem daarvan af te brengen, te meer te vergeefs, dewijl spreekwoorden als het daar aangehaalde gezegd wor den, de wijsheid der volkeren uittemaken. Hij kome echter terug van de meening, dat ik mijn boek, in een luiaardstoel gelegen, onder het verorberen van een bittertje, samengesteld zoude hebben. Er is noch bittergeur, noch bitterheid in mijn werk te bespeuren. De nu volgende bladzijden 430, 431 en 432 betreffende den op- marsch naar en de verovering van Boni verdienen ten volle den naam van //Bijdrage tot de geschiedenis". Behoudens enkele kleinigheden is evenwel in mijn boek niets anders verhaald. Ik erken gaarne, dat in de officiëele papieren nergens sprake is, dat er salvo's door onze spoedig gedeployeerde bataillons gegeven zijn, z. a. ik op bladz. 288 van mijn Ie deel verhaal; ook niet, dat slechts enkele kanonschoten op de hoofdplaats Boni gelost zijn, z. a. op de volgende bladzijde te lezen is. Dat ik verteld zoude hebben, dat Boni uit al de kanons der expeditie zoude beschoten zijn (bladz. 435 v. h. M. T.) bestaat alleen in de //Bijdrage"; de lezer zal het in mijn boek niet vinden. De aanteekeningen van den officier, waaruit ik de gewraakte bijzonderheden omtrent die salvo's en enkele kanonschoten putte, kunnen nu als min der nauwkeurig dienaangaande beschouwd worden. Het mindere ge wicht van die onjuistheden veroorloven mij, den naam van dien berichtgever te verzwijgen. Wanneer evenwel de schrijver der //Bijdrage" op bladz. 432 v. h. M. T. ontkent, dat het drommen waren, die op hunnen terugtocht

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 190