184 van Tibodjong naar Boni gezien .'zijn, en er bijvoegt, dat zij niet bij zonder talrijk waren, dan op zijn minst verraadt hem zijn geheugen en is hij in strijd met het door hem zoo dikwijls als autoriteit aan gehaalde journaaldat ter zake zegt //Dit bleek ten duidelijkste (dat de Bonieren verschalkt waren) bij //het deboucheeren in de vlakte van Boni, waar aanhoudend talrijke drommen ruiterij en voetvolk langs den grooten weg aanrukten en //stelling namen voor ons front en op de rechterflank." Omdat ik nog al eens de geloofwaardigheid van het journaal wraak, wil ik hier nog het //rapport omtrent de verrichtingen der voorhoede op de dagen van 28 Februari en 1 Maart 1859" van den luitenant kolonel Kellermann aanhalen //Het was in deze stelling, dat de kommandant en chef, kolonel Waleson, die het hoofdkorps in persoon aanvoerde, mijne opinie kwam vernemen, omtrent de wenschelijkheid Tibodjong, waarin de kavallerie-massa's nog stand hielden door de sectie 6-fgcrs van den hoofdtroep te doen beschieten." //Daar hiertegen geene bezwaren bestonden, rukte genoemde sectie een weinig voorwaarts en overstelpte den vijand zóódauig met ko gels, dat hij verplicht was in de grootste wanorde uit de kampong te vluchten." //Een panische schrik scheen, van af dat oogenblik, den vijand te hebben bevangen." //Bechts van onze stelling hield het niet op, ontbondene massa's van den grooten weg naar Boni aan de andere zijde voor Tibodjong te zien chargeeren." //Deze vlucht nam al meer en meer toe, toen de houwitser-sectie eenige schoten met shrapnels op dezelve deed, welke de schoonste resultaten opleverden." Vijandelijke massa1 s welke zich in de vlakten voor Boni ver toonden, hadden zich, onzen snellen voortgang bemerkende, bij tijds ontbonden"enz. Onverdeeld zal ieder onbevooroordeelde het niet aanwenden der kavallerie bij die gelegenheid, z. a. dat door Gen. W. op bladz. 432 toegelicht wordt, moeten goedkeuren. Nergens in mijn werk wordt dan ook eenige afkeuring of opmerking dienaangaande aantroffen en is de slotzin van de daarop betrekking hebbende alinea, voorkomende op bladz. 433 v. li. M. T., luidende: //Men ziet er alweder uit, hoe gemakkelijk men krijgsbedrijven gispt, als ze achter den rug zijn, en men zich niet in den toestand, waaronder die plaats vonden, ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 191