186
den Heer Schaap die, Jid eener Gouvernements-commissie zijnde, geen
Gouvernements-commissaris zoude zijn geweest. Die schakeering
vat ik niet, vooral niet, omdat Gen. W. er onmiddellijk op laat vol
gen, dat ik op bladz. 72, IIe deel van mijn geschiedenis, die zaak
in het juiste licht stel. Ik erken dat ik, van af het optreden van
den Heer Schaap als lid dier commissie, het woord //Gouvernements
commissaris" steeds in het meervoud had moeten bezigenhoewel
dan de lezer, bij menige bijzonderheid, zich een verkeerd oordeel
gevormd had van den werkkring van den 2en Gouvernements-com
missaris, z. a. uit het door Gen. W. op bladz. 468 v. h. M. T. be
kend gestelde, onopgesmukt blijkt.
In het journaal is op 12 April 1859 o. m. het navolgende aan-
geteekend
//Gelast, dat de luitenant kolonel Brunsveld van Huitendie inge
scheept is op het laatst der van Badjoa vertrekkende schepen, over de
ter reede achterblijvende troepen het bevel zal voeren en hem verzocht
//le behulpzaam te zijn bij het in batterij brengen van de aange
komen 12-f$ers; en de wederinscheping op de FercUnandina Emma
van de achtergebleven 6-{$ers der halve 6-fger batterij
//2e dat men voortgaat de versterking al meer en meer te beves
tigen door chicane-middelen, en tot een en ander te beschikken over
de nog ter reede liggende sappeurs en de Europeesche matrozen der
koopvaardijvloot
//3e om, in een woord, de bezetting nog die hulp te verleenen, welke
zij mocht noodig hebben.
//Den chef der genie en sappeurs in gelijken zin aangeschreven."
Na het bovenstaande laat ik de lezers oordeelen, wat er van de on
juistheid van voorstelling aan is, welke mij op bladz. 47 2 v. h. M.
T. ten laste gelegd wordt. Hun zal niet ontsnapt zijn, dat aan een
kommandant over ter reede liggende troepen bevel is gegeven, aan wal
stukken in batterij te brengenachtergebleven kanons weder in te
schepen, eene versterking meer en meer te bevestigen enz. alle opdrach
ten, waartoe hij aan wal toch van eenige macht moest zijn voorzien,
Wat Gen. W. op bladz. 532 aanvoert tegen eene vestiging in de
hoofdplaats van het Bonische rijk, z. a. ik in mijn werk aangaf, ten
einde tot eene staatkundige beslissing te kunnen gerakenheeft
mij volstrekt niet overtuigd. Boni ligt, volgens de laatste opname,
op iets minder dan 6000 M. van het oosterstrand (lengte van
den weg). Over zoo'n kort traject nog niet eens vier palen