187
zoude toch in een vlak land de gemeenschap wel te onderhouden zijn
geweest. Wanneer men te Badjoa, en verder op elke 2000 el afstand)
op doelmatige plaatsen eenvoudige redoutes had opgericht met eene
borstwering van boomstammen, voor eene bezetting ieder van eene
voltallige kompagnie met twee stukken geschut, dan was de com
municatie met de reede meer dan voldoende verzekerd. Men zou
dan te Boni 2J/2 bataillon infanterie vereenigd gehad hebben; van
die posten zou men het geheele terrein hebben kunnen overzien van
de eene redoule tot de andere, want na de inname van Boni zal
toch wel van maïs of djagong geen sprake meer geweest zijnmeer
dan waarschijnlijk zou men met geen bijzonder ongunstigen ge
zondheidstoestand te doen hebben gehad, wijl er niet in de aarde
gewroet behoefde te worden. Ik heb Gen. W. niet te leerenhoe
eene versterking, ook zonder gracht, stormvrij tegen inlandsche
vijanden te maken is.
Wat of wie zoude nu belet hebben om 4 kompagniën inf., des
noods 6 of 8 naar omstandigheden, met. een paar stukken geschut
te bestemmen tot het doen dagelijks van een transport; d. w. z. tot
bet afhalen van munitie en vivres van het strand en het overbrengen
naar Badjoa van die zieken, welker herstel eene evacuatie naar Java
vereischte? Mijns inziens niets ter wereld; want na eene dergelijke
bevestiging zou zich zelfs de zoo hoog opgegevene Bonische kavallerie
niet op den weg van de hoofdplaats naar Badjoa gewaagd hebben.
Of onze krijgsmacht gedurende den oostmoesson te approviandeeren
ware geweest, laat bij mij geen twijfel over. Gen. W. zal toch niet
willen beweren, dat, waar een oorlogschip voor anker kan blijven, een
koopvaardijschip zulks niet zou kunnen. Het zou treurig met onze
koopvaardijvloot geschapen staan. Wanneer ik nu de moeielijkheden
welke eene approviandeering opgeleverd zoude hebben, opgesomd, ja het
cmdoenbare daarvan op bladz. 53-3 v. h. M. T. bijna betoogd zie, en
ik leg de missive van den kommandant der expeditie aan den Gouver-
nements-commissaris van '21 Februari 1859 No. 99 er naast, dan heb
ik moeite een glimlach te bedwingen. In dat schrijven geldt het,
den Gouveruements-commissaris eene vestiging te Badjoa smakelijk
te maken, en wordt de ankerplaats aldaar als de reede van Boni
voorgesteld, welke //ten allen tijde voor oorlogsvaartuigen veilig en
"de gemeenschap daarmede van uit eene goed aangelegde verster
king niet te onderscheppen is, kunnende die door het aanleggen
«van een hoofd nog zeer worden vergemakkelijkt." De tegenstrijdig
heid is nog al tastbaar en wordt niet verminderd, wanneer men in