192 Anders is het gesteld met hetgeen, op bladz. 558 v. h. M. T. voor komt. Al spreekt daar de schrijver der '/Bijdrage''' niet tegen, wat ik in mijn Ie deel op bladz. 123 en volgende verhaal, omtrent het uiteenloopen der meeningen van het hooge bestuur en den Leger- kommandant over het Opperbevelhebberschap bij de le expeditie, wensch ik toch, om der wille van den toon, waarin die zaak bespro- .ken wordt, hier aantehalen, dat ik te s Rage de daarop betrekking hebbende officiëele stukken onder de oogen heb gehad en dat de motieven, vermeld aan het einde van de aangehaalde bladzijde en vol gende van mijn werk, door den Legerbevelhebber eigenhandig waren gesteld. Het teruedergestelde op diezelfde bladzijde 558 v. h. M. T., dat onder de redenen, die aanleiding zouden hebben gegeven tot de late verzending der 1° expeditie, zelfs het wachten op den generaal Steinmetz, die zich aanvankelijk nog met verlof in het moederland bevond, zoude genoemd zijn, wordt door de feiten genoegzaam weer legd en kan ik niet begrijpen, dat de schrijver der //Bijdrage" zich hier andermaal als de echo dier geruchten stelt. Op 3 December 1858 is genoemd generaal van het hem toegestaan verlof in Indië wedergekeerd, en eerst op 11 Januari 1859 zijn de eerste schepen van Batuvia's reede vertrokken. Dat door Kolonel W. verzocht zoude zijn, hem een anderen werk kring, dan dien van 2eu Kommandant bij de 2e Bonische expeditie, aantewijzen, z. a. op bladz. 559 v. h. M. T. verhaald wordt waag ik niet te ontkennen. Evenwel is mij daaromtrent niets gebleken en is dat verzoek wellicht mondeling geschied bij de komst van den Legerkommandant te Makassar. Maar wanneer die mededeeling voor afgegaan wordt door de verklaring, dat, hetgeen ik op bladz. 72 IIe deel mijner geschiedenis omtrent den gezondheidstoestand van den Heer W. verhaal en dat die toestand hem belet heeft, het bevel over de expeditionnaire troepen tegen Boni te voeren, niet met de waarheid overeenkomtdan zie ik mij al wederom verplicht, voor de waarde van mijn boek, hoe vervelend overigens, met de officiëele stukken voor den dag te komen. Ziet hier twee missives, die ik voor mij heb liggen en die niet alleen door den chef der lc Bonische expeditie onderteekend, maar eigenhandig geschreven zijn:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 199