12
Zwitsersche zeden, want het zou veel rekruten tegen de borst stuiten
zich te doen inschrijven Voor bevordering, uit vrees in de oogen
hunner makkers door te gaan voor heerschzuchtigen en zich bloot te
stellen aan hunne spotternijen. Zij, die niet geslaagd warenzouden
in de compagnie in een verdrietigen toestand verkeeren; zelfs zij, die
voor geschikt verklaard waren zonder benoemd te hebben kunnen
worden, bij gebrek aan plaatsen, zouden zich meer of minder buiten
hun sfeer gevoelen.
Bij den eersten aanblik kan het schijnen, dat de benoeming zonder
toezicht van al de onderofficieren een te groote macht is den kapitein
toevertrouwd; maar men moet niet vergeten dat hij geheel verantwoor
delijk is voor zijne compagnie, en waar verantwoordelijkheid is, moet
macht zijn. De ernstigste tegenwerping tegen deze wijze van ver
kiezing is, dat de kapitein de geschiktheid zijner menschen niet
genoeg kent. Maar terwijl hem de eindbeslissing verblijft, heeft hij,
zoo het hem niet mooglijk is alleen te oordeelen, natuurlijke helpers
om zich, namelijk zijne drie of vier luitenants en des noods zijn sergeant
majoor. Met voordacht dalen wij niet lager.
Zoo hij zorg draagt, reeds in den beginne zijne luitenants te ver
wittigen, dat hij een beroep doet op hunne ondervinding voor zijne
benoemingen, zullen zij er al hun aandacht aan wijden en hij zal°te
beter ingelicht worden, omdat de luitenants, meer dan hij, in recht-
streeksche en daaglijksche aanraking met den troep zijn. Het zal
hun makkelijk genoeg vallende manschappen van hunne sectie binnen
veertien dagen te beoordeelenmits zij het bevel over hunne sectie
gedurende den geheelen dienst behouden. Dit echter is niet altijd
het geval, en eeuige kapiteins meenen al zeer verstandig te handelen
door de aanvoerders hunner sectiën bij elke oefening te verwisselen.
Bij het eind van zulk een dienst kunnen noch kapitein noch luite
nants het geringste gegronde oordeel over hunne manschap uitbrengen.
Dit raadplegen van de luitenants zou bovendien een bewijs van ver
trouwen zijn, dat men hun behoort te geven; dat hen dwingt, belang
te toonen in de best mooglijke samenstelling van hunne taktische
eenheid en zich van harte hiermede bezig te houden.
De kapitein vindt nog een bondgenoot in de conduitestaten
der rekrutenscholen. Wij gelooven, dat in de meeste gevallen deze
lijsten gemoedelijk door de officieren worden opgemaakt en dat men
er op vertrouwen kan, maar wij vinden ze onvolledig. Zij loopen
slechts over het gedrag en de vlijt, maar bewaren het zwijgen over
de geestkracht, de karaktersterkte, eene der hoofdvoorwaarden tot