196
genoegzaam door het onmiddellijk daarop volgende op diezelfde blad
zijde toegelicht en kan het daar ter neder gestelde eene kritiek van
den tocht naar Palakka heeten. Maar ik wil die vraag met eene an
dere beantwoorden, namelijk zoude men een vijandelijk veldheer, die
zich tot hoofdobject de stad Utrecht zoude gesteld hebben, om den
knoop der verbindingswegen is ons land machtig te worden, zoude
men dien veldheer kunnen verdenken, door die keuze van objectief
de daarvoor liggende liuiën en vestingen weggecijferd te meenen,
Wel neen, niet waar; maar even zoomin is Generaal Van Swieten
in verdenking te brengen, dat, toen hij Palakka tot uitgangspunt
zijner operatiën tegen Pasempa en Pampanoea koos, hij Boni weg
gecijferd meende.
Ik ben Gen. W. dankbaar, voor het releveeren der drukfout, voor
komende op bladz. 135 IIe deel van mijn werk; ja die 3 moet daar
eene 4 zijnzij is mij bij de correctie ontsnapt. Helaas ik moet
erkennen dat nog meer drukfouten in mijn werk aangetroffen worden,
Drukproeven corrigeeren is een vervelende en afmattende arbeid en
kan het niet ieder, die wil.
Thans ben ik genaderd tot een der kardinale punten, namelijk hét
verbranden van kampongs, hetwelk ik op eene vorige bladzijde ver
daagde, omdat ik gelegenheid genoeg zoude hebben, om daarop terug
te komen.
Op bladz. 565 v. h. M. T. meent Gen. W., na eerst den door mij
geschreven volzin over het verbranden der missigiet aangehaald, ra
de voorstelling daarvan geheel in strijd met de waarheid verklaard er
na vermeld te hebben, wat het journaal der expeditie daaromtrent op
1 Maart mededeelt, te kunnen beweren, dat hij, die bijna al zijne
kennis van Boni uit Van Rijneveld's bloemrijk werk had moeten
putten, van het bestaan eener missigiet binnen Boni, als van de be
graafplaats hunner vorsten, niets ter wereld wistdus er niet aan heeft
kunnen denken, bevel te geven die missigiet te verbranden; en ver
klaart hij wijders, noch op 28 Pebruari, noch op 1 Maart binnen
Boni geweest te zijn.
In de eerste plaats dringt zich de vraag hier bij mij opwaar
toe de Heer de Perez toch wel bij de expeditie gediend heeft? Deze
alsook de hem toegevoegde zendelingen zijn toch vroeger binnen Bom
geweest. De Opperbevelhebber zal hem toch wel inlichtingen ge
vraagd hebben, ook omtrent de gesteldheid der binnenruimte van de
versterkte hoofdplaats en niet het minste omtrent den staat der ge
bouwen daar binnen, die bij eene bestorming van het hoofdwerk de»