13
het voeren van bevel. Het ia niet zeldzaam, een rekruut de school
te zien verlaten tnet het schitterendste examen en toch ten eenemale
onbekwaam tot uitoefening van eenig gezag. Het zou dus van ge
wicht zijn, de staten aan te vullen met de vermelding van de mate
der geestkracht en van de geschiktheid tot bevelen. Wij gelooven
niet, dat deze beoordeeling moeilijker is dan andere, vooral niet na
zes weken daaglijksche aanraking.
De meerderheid uwer commissie zou willen, dat men, voor het op
maken van deze lijsten, die onontbeerlijk zijn en in de kantonale
scholen moesten ingevoerd en geregeld aan ieder kapitein gezonden
worden, de toevlucht nam tot examens, maar slechts bij het eind van
den cursus.
De wijze, door de afdeeling te Morges voorgesteld, elke week
examens te doen ondergaan, schijnt haar toe een tijdverlies na zich
te sleepen, buiten verhouding tot de voordeelen, die men er van trekt.
De minderheid meent, dat, ten gevolge der daaglijksche aanhou
dende aanraking op een cursus van zes weken, de officieren de waarde
der individuen ten volle kennen, en dat andere examens dan het on
derzoek van Bondswege eene overtolligheid en nutteloos tijdverlies
zouden zijn. Bovendien zou men altijd verplicht zijn zich op de
officieren te verlaten voor den factor: geschiktheid tot bevelvoering,
waarvan wij de aanneming aanbevelen. De minderheid zou alzoo aan
den kominandant der school de zorg willen overdragende bedoelde
conduitelijsten, verbeterd in voege als boven is aangewezente doen
opmaken; inet deze beperking evenwel, dat men met hare samenstel
ling de officieren der school belastte, die een wellicht slechts zijde-
lingsch, maar niettemin werkelijk belang hebben bij de vorming van
een goed korps onderofficieren, en niet de onder-instructeurs, die zich
over niets meer hebben te bekommeren, als eens de manschappen de
school verlaten hebben en door hun beroep meer vatbaar zijn voor
meer of min slechten invloed.
Wij moeten evenwel toestemmen, dat het gevaar van onverdiende
aanbevelingen veel minder groot is dan vroeger, daar de rangen of
graden bij ons zeer weinig gezocht zijn. Vele soldaten, en van de
beste, weigeren bevordering. Dat is eene bedenkelijke klip, die dik
wijls menigen kapitein in verlegenheid heeft gebracht en hem ge
dwongen, bij gebrek aan beter, menschen te benoemen, die hij wist
dat weinig in aanmerking kwamen. De eenvoudigste maatregel om
dat bezwaar te boven te komen zou zijnde aanneming der graden
verplichtend te maken. Maar deze plaagzieke maatregel zou moeilijk