«De kampong Maroangin werd door de achterhoede in den brand
gestoken, en nadat de kolonne de passage over de rivier Barang
bewerkstelligd had, werd de marsch in de richting van de kampong
Pantjola vervolgd, rechts en links detachementen uitzendende, om
de kampongs Tauette, Madjege en Watoea te verbranden. Nadat
een en ander verricht was, verzamelde zich de geheele kolonne in
kampong Pantjola, alwaar aan de troepen twee uren rust werd gegeven.
//In die kampong is een ijzeren kanon van 4 ffi op rolpaard ge
vonden, hetwelk, na vernageld te zijn, in de rivier is geworpen.
//Ten 12y3 uur werd de terugtocht weder aangenomen, nadat vooraf
de schooue en groote kampong Pantjola in asch was gelegd.
//Na een zeer vermoeienden marsch stuitte de kolonne omstreeks
ten I1/, uur op de rivier Watoea, welke uithoofde van den hoogen
waterstand en steile oevers niet kon worden gepasseerd, zoodat het
slaan van eene brug noodig was, die dan ook met behulp van de daar
voorhanden materialen is daargesteld.
"Naar gelang de troepen nu de rivier overtrokken, werden er de
tachementen uitgezonden om de omliggende kampongs Tjipoeloes,
Malela en Tabogoro te verbranden
//Gedurende den tocht zijn een dertigtal kampongs verbrand, bij
welke gelegenheid groote hoeveelheden paddie en djagong vernield
zijn geworden; behalve op den linkeroever van de rivier Barang,
waren de streken, door welke de kolonne gemarcheerd heeft, ge
noegzaam verlaten; slechts hier en daar werden in de verte enkele
vluchtende Bonieren gezien.
"De drukkende hitte, het verbranden der kampongs en de vele
terreinhindernissenz. a. enge doorgangenwaardoor slechts een
man tegelijk kon doortrekken, het passeeren van rivieren, die of zeer
diep of steile, hooge en sterk begroeide oevers hadden, zijn oorzaak
geweest, dat de kolonne slechts zeer langzaam kon vooruitgaan en
dat verscheidene militairen, ten gevolge van vermoeienis zijn ziek
geworden, van welke, na terugkomst, vijf ter verpleging in de am
bulance zijn opgenomen."
Een dertigtal kampongs zijn dus daar afgebrand, zonder dat daar
uit eenige vijandige daad tegen ons gepleegd was, zonder dat een
schijn van verzet bij de weinige persoonen, die daarin werden aange-
troflenwas waargenomen. Ja, die kampongs waren opgegeven tot het
kroonland te behoorenin allen gevalle is met zorg in het rapport
vermelddat de kampongs Barang en Taua-boeloe tot het bijzonder
203