204
eigendom der koningin behoorden-, maar afgescheiden dat hier onder
kroonland niet verstaan moet worden het individueel bezit van den
grond met al wat er opstaat, maar eer aan eene apanage gedacht
moet worden welke bevolking den vorst of vorstin eene zekere be
lasting, hetzij in arbeid, hetzij in produkten moet opbrengen, was
op het tijdstip, dat die kampongs aan de vernieling werden prijs
gegeven, het besluit gerijpt om eene strook van dat kroonland in
bezit te nemen en schiep men dus eene woestenij rondom zichwaar
van men later de wrange vruchten geplukt heeft.
Tochten als de onderwerpelijke heb ik afgekeurd, keur ik nog af
en ik meen ten rechte.
Toen Gen. W. op bladz. 568 v. h. M. T. schreef: //wel is waar,
later keurde het legerkommaudo het in asch leggenniet zoo zeer
van Boni zelve als wel van de overige kampongs af, maar toen het
te laat was," heeft hij niet bedacht, dat al had men de vlugste ad
viesboot ter wereld gehad, toch de fakkeltocht van overste Bruns-
veld van Huiten, zelfs ook de latere, niet hadden kunnen voorkomen
worden. Op den 28sten Februari werd Boni genomenden 33en Maart
rapporteerde de expeditie-kommandant daaromtrent, en op den 7e had de
eerste dier tochten plaats. Een groote maand later verliet die expe
ditie de bocht van Boni. Van het verbranden van kampongs voor
de inneming van de hoofdplaats, zal hier wel geen sprake zijn, daar
dit meestal geschied is of gedurende of onmiddellijk na het gevecht,
of ter beveiliging van het bivouac.
Gen. W. verwijst, bij de bespreking dat schier iedere kampong
bewoner, in staat om de wapenen te voeren, bij de geleverde ge
vechten tegenover ons had gestaan en dus schuldig aan verzet was,
naar de tweede zinsnede van bladz. 348 van mijn B> deel. Mijn
antwoord daarop is op bladz. 349 van hetzelfde deel te lezen en
luidt als volgt: //Was het wel de bevolking die getuchtigd moest
worden? In Indië heeft die in bestuurszaken in het geheel niets
te vertellen en volgt zij slechts de roepstem harer hoofden. Wil
men nu die bevolking, door haar te tuchtigen, doen gevoelen, dat
zij den wil van haar opperhoofd had moeten weerstreven
jadan zoude men van die halfwilden een graad van beschaving
vorderen, welke bij de edelste stammen van het blanke ras nog niet
ontwaard wordt."
Gevoegelijk zou ik van dit onderwerp kunnen afstappende lezer
zal nu wel genoegzaam ingelicht zijn, om te kunnen beslissen. Ik
wensch evenwel nog te releveerendat het niet aangaat eene verge-