225 Daartoe schreef hij op deu 10™Augustus een brief aau een der kundigste officieren van de naaste omgeving des Souvereins. Die brief is authentiek en werd aan de Generaals, die bij den Keizer waren, voorgelezen. 'Lij betuigden eenstemmig hunne goedkeuring aan de door Trochu uiteengezette beschouwingen over het beleg van Parijs en de noodzakelijkheid van het verlaten der positie van Bazaine bij Metz en het gebruik der hoofdstad als pivot stratégique van Bazaine's le^er. Ook de Keizer las Trochu's brief en kon zich met zijne denk beeld vereenigen. Reeds waren bevelen in dien geest gegeventoeu men te Parijs bezwaren opperde. Een terugtocht van het leger van Bazaine zoude beweerde men een gevaarlijk politiek antecedent zijn, en het leger van Metz bleef waar het was. Met het 150000 man sterke leger van Bazaine, vereenigd met het later zoo beproefde leger van 100000 man van den maarschalk Mac-Mahon, rondom Parijs dat het onbewegelijk steunpunt hunner gezamenliike operatiën moest zijn zoude de hoofdstad van Erankrijk nooit ingesloten zijn geworden, zoude zij onvoorwaardelijk den vijand het hoofd hebben geboden. Maar dat leger was er niet en Parijs derhalve aan een groot gevaar blootgesteld Eindelijk werd Trochu met het bevel over een legerkorps belast, dat raison (Telre had. Het was het 12e legerkorps, dat in het kamp van Chalons georganiseerd werd. Den 16en Augustus kwam hij te Chalons, waar den volgenden dag door den Keizer, die van Metz gekomen was, een soort van een krijgsraad werd belegd. Trochu moest daarbij tegenwoordig zijn. Een der vragen, die de Keizer deed, was, wat men over den toe stand van Frankrijk dacht en wat er gedaan moest worden. Wat er gedaan w.oest worden? De krijgsraad was eenparig van oordeeldat, indien Napoleon III geen afstand van de Regeering wilde doen, slechts twee wegen voor hem openstonden of zelf de teugels van het bewind weder in handen nemen, die feitelijk door de Keizerin bestuurd werden, of het opperbevel van het leger op zich nemen, dat aan den maarschalk Bazaine was opgedragen. De Keizer moest erkennen, dat dit advies in volkomen overeen stemming met den toestand van het land was. Maar de krijgsraad was bovendien van oordeel, dat Napoleon III, van de twee wegen die hem openstonden, op dat oogenblik den eersten moest inslaanwederom zelf het bestuur krachtig te voeren. De Keizer vereenigde zich met dat oordeel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 232