Eene der oorzaken van:he't gemis van de zucht tot zelfhandelen
bij de onderofficieren is de weinige takt en betamelijkheid, waarmede
zij worden bejegend door eenige hunner onmiddellijke chefs, die hen
in tegenwoordigheid van hunne manschappen onbeschoft toespreken,
beleedigen en straffen. Zijn zulke maniereu niet geschikt om hen
te onderdrukken, te verlagen en alle gevoel van het gewicht van
hunnen graad in hen uit te roeien? Wij gelooven, dat er eene groote
schrede op de baan van vooruitgang zou worden gedaan door na de
exercitie, onder vier oogen, tot de onderofficieren de verwijten te richten,
die zij mochten verdiend hebben, en hen op gelijke wijze te straffen;
hunne waardigheid, waarvan zij het besef niet moeten verliezen, zoude
minder bedenkelijke schade lijden.
Om den onderofficier zijn pr-stige te doen behouden, moet men
zooveel mooglijk zijne kameraadschap met de soldaten vermijden en
hem zooveel mooglijk van hen afzonderen buiten de uren van den
eigenlijk gezegden dienst. Men heeft te dezen aanzien verstandige
maatregelen genomen bij den bouw van eenige nieuwe kazernes. Wij
bedoelen afzonderlijke kamers voor de sergeant-majoors en fourriers, en
onderofficiers-kantines, gelijk te Bière. Deze maatregelen- schijnen
ons niet voldoende toe; wij zouden willen, dat ook de sergeanten
afzonderlijk gekazerneerd werden. Zoo men hen stipt hunnen werk
kring doet vervullen, zoo als stukskommandnnt (manschap en ma
terieel) of sectie-kommandant voor alles, wat den inwendigen dienst
aanbelangt, hebben zij bezigheid genoeg om niet nog belast te worden
met het toezicht over de chambrées. De korporaals, die minder te
doen hebben, kunnen even goed die functie verrichten, en eene af
zonderlijke huisvesting zou het aanzien van den sergeant verhoogen.
Wat de kantine te Bière betreft, zij zou groote diensten kunnen be
wijzen, zoo al de plaatselijke commandanten regelmatig en streng de
politie handhaafden en de toegang volstrekt verboden werd aan de
soldaten en zelfs aan de rijke dragonders, en men niet, gelijk dikwijls
gebeurt, deze laatsten er in den kost zag.
Wij zijn het volkomen eens met de afdeeling Morges omtrent haar
voorstelde soldij der ouderofficieren te verhoogenhet is slechts eene
vergoeding, wel is waar onvolledig (want men kan er niet aan denken
hen ruim genoeg te bezoldigen om voor het verlies schadeloos te stellen,
dat zij lijden door het verlaten van hun burgerlijk beroep), maar eene
vergoeding, die men hun schuldig is. Men moet hen ruim genoeg
bezoldigen, opdat zij ten minste gedurende den dienst niet verplicht
zijn uit hun zak bij te passen voor hun onderhoud. Deze verhoo-
18