253 "De Europeanen gemeten niet ongestraft de schoonheden der tro pische streken, en iets onaangenaams ligt in den wensch, dien men iemand doet, hem verplaatst te zien naar het land, waar de peper groeit. De Nederlander is een ervaren rekenaar; hij .weet, waarom den Europeaan een jaar verblijf in Indië voor het dubbele moet wor den aangeschreven. Jaarlijks vertrekken velen naar Indië, maar wei nigen komen terug.... Dysenterie en leverziekten komen nog zeer veelvuldig voor. Niettegenstaande betere hulp bezwijkt menigeen in de eerste jarenjain de eerste maandenzonder dat dit altijd aan een min geregelde levenswijze behoort toegeschreven te worden. De grond daarvan ligt veeleer in de organisatie van den mensch. De lever van de inboorlingen dezer streken verricht ongeveer deD- zelfden dienst als bij ons, in het noorden, de longen, ten aanzien van het bloedzuiveringsproces. Wij komen aan met krachtig ont wikkelde longen, die minder hebben te verrichten, terwijl daarente gen meer van de lever wordt gevergd. Spoedig wordt zij verlamd, met bloed gevuld, zwelt op, wordt pijnlijk en bros, kleine etterbuilen ontstaan en deze trekken insgelijks de overige massa tot metamor- phosazoodat men dikwijls eene groote hoeveelheid van dit produkt in het ongelukkige orgaan aantreft, en dan is geen redding meer mooglijk. Gelukkig slaat het niet dikwijls over tot leverabcesvor- minf, maar het met afscheidingstoffen overvulde bloed vermeerdert in de darmvaten tot aan de fijne capillaren; de slijmhuid zwelt op en in het onderste deel van den dikdarm veroorzaakt dit bij den stoelgang zeer moeilijke lozing. Het gevaarlijke van dit verschijn sel hangt af van de hevigheid der daarmede verbonden ontsteking en van den toestand van bet bloed. Heeft de verderfelijke ophoo ping bereids de overhand genomendan kan de normale wisseling niet meer plaats vinden, en de dood is zeker. //Aan de dysenterie sterft jaarlijks een groote getal Europeanen. Het is raadzaam, na een verblijf van tien, ten hoogste twaalf, jaren te vertrekken, want na dit tijdsverloop worden de sterf tekansen grooter. Europeanen, ouder dan 55 tot 70 jaren, vindt men zelden in dit heete klimaat,1' Dat men onder de keerkringen wellustiger gestemd is dan in den kouden aardgordelblijft waar, maar in plaats van daartegen uit te varen als een zedemeester, gelijk Amerinus, vraagt Dr. Eeringa te recht, of dit niet aan het luchtgestel is te wijten. Het geldt hier niet alleen een geneeskundig of physiologisch, maar ook een zielkundig vraagstuk. Nederlaudsche gezinnendie zich

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 260