moederland (zie hierboven de noot omtrent Zwitserland), en dat men derhalve nog bovendien tot het Engelsche stelsel van afwisseling* de toevlucht zal moeten nemen. Er rust dus nog een zware plicht op ons volk; men mag niet langer de verdedigers, de bewakers van onze schoone, rijke bezit tingen doen omkomen door stelselmatig en broedermoord. En zoo de plicht der billijkheid, der menschelijkheid niet luide genoeg spreekt, moge de spaarzaamheid hare eischen in de schaal leggen. Ik heb geene cijfers omtrent de sterfte van de soldaten in Indië te mijner beschikking; de Redactie kan wellicht mijn* opstel daarmede aanvullen. Maar ik kan toch mijne meening duidelijk maken door eene onderstelling. Nemen wij aan, dat sedert de verschijning der verhandeling van Dr. Bosch de sterfte onder de Europeesche soldaten afgenomen is van 16, 7 ten honderd tot 7 pCt.wat zeker niet te ongunstig is voorgesteld. Letten wij verder op hunne sterfte te Eort de Koek, Padang Pandjang, Selatiga, Wonosobo, Oengaran, Malang en in de gezondste streken van Britsch-Indiëzoo zullen wij, geloof ik, mogen verwachten, dat zij tot 3,5 ten honderd te herleiden zal zijn, wat nog het dubbele blijft van de sterfte der inlanders in Kadoe. Men zoude dan de jaarlijksche uitzending van soldaten kunnen beperken van 2000 tot 1000. Zoo ieder soldaat den staat duizend gulden in het jaar kostteware dit eene jaarlijk sche besparing van een millioen gulden diegekapitaliseerd, eene hoofdsom geeft van twintig millioenwaarvoor men een aardig getal kazernen in de bergen kan bouwen. Voeg daarbij de bezuiniging aan officieren van gezondheid, hospitalen, verlofstraktementen, en eindelijk de verhooging van de weerbaarheid. Een kern van gezonde troepen bij den Megamendoeng en achter het Djamboegebergte is, dunkt mijeen betere waarborg voor onze heerschappij dan ontze nuwde fiankeuis in de citadellen te Batavia en SemarantT. Men preeke wat minder over matigheid en handele wat meer. In onze overzeesche bezittingen is meer dan elders handeling, inspanning, zelfverloochening noodig. Vooreerst werkt het heete klimaat ver- slappeud op het lichaam en dus ook op den geest en het hart. Er moet daarom steeds eene krachtige aandrift van het moederland uitgaan. Ten andere is eene overzeesche bezitting niet eene kracht, maar eene zwakheid. De kerkelijken noemen het een '/vloeky\ de wetenschap en de 260 Zie de jaarlijksche opgaven in dit Tijdschrift onder het hoofd „Statistiek van het leger." s lied.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 267