land en deed ons zedelijk achteruitgaan. Ilet demoraliseerde ons
//naar hart en verstand beiden." Plet deed ons afzien van de ont
wikkeling der gezonde bronnen van ons bestaan, zooals den eerlijken
handel op de Oostzee, op de Levant, enz.
Ik herhaal, Indië is eene zwakheid voor ons. Maar het nu te
verlaten, ware, na ons verleden, lafhartigheid, eene schande, eene
misdaad. Wij moeten er dus blijven, en ons tevens zoo sterk moog-
lijk maken, stofielijk en zedelijk. Daarvoor zijn noodig offers, dat
is geldgelden nog eens gelei
Daartoe behoort ook de vorming van eene blanke, burgerlijke en
militaire, bevolking in de bergen, van eene bevolking, zoo krachtig
mogelijk.
Zie, wat de Engelschen op St. Helena deden, dat geen batig slot
oplevert. Zij legden in een hoogst moeilijk terrein een kunstigen
rijweg aan, zoodat hunne vrouwen en kinderen nu op twee- tot
drie duizend voeten boven de zee wonen en er uitzien als rozen.
De dames te Batavia, Semarang en Soerabaja doen eerder denken
aan leliën. (Zie "St. Helena'' in de kolom der twee stelsels hier
boven blz. 255).
Wij moeten de waarheid durven zeggen en niet, volgens onze
gewoonte, om het kantje heen praten. Wij hebben tot heden onze
broeders in Indië vermoord. De dood heeft eene vreeselijke
slachting onder hen aangericht. Zij vielen grootendeeis als offers
van het klimaat. Onwillekeurig herinnert men zich ook hoe
het tal van //hervormers" heeft weggemaaid of getroffen in hunne
dierbaarste betrekkingen: van Rijneveld, van DentzschVreede, de
Yriese, Dixon, Motke', IJssel de Schepper. En Nederland zou
vermoedelijk ook het verlies van Stieltjes te betreuren hebben,
zoo hij niet telkens in de bergstreek zijn bloed en krachten ver
staald had.
W ij moeten de waarheid in het aangezicht durven zien en niet
de aandacht van onze hoofdschuld afleiden door duitenplaterij, zooals
dat geteem over losbandigheid. Wij moeten niet met den oud-dominee
van Hoëvell uitroepen Er ligt een fatum op Indië" maar wij moeten
ons-zelven veroordeelen. Ons stelsel is altijd nog eenigszins de voortzet
ting van het stelsel onzer Oost-Indische Compagnie, en de onze was gelijk
de Engelsche, waarvan Dundag zeide//dat er in hare inrichting en in
stelling iets lag, waardoor zich haar lage oorsprong in al haar handelingen
verraadde, waardoor zij in geheel haar wezen, zelfs in haar stoutste
heldendaden de inhaligheid van een marskramer met de verkwisting
262