268
zittingen te werk zou moeten worden gesteld om terreinkennis op
te doen, de defensie in al hare onderdeelen te bestudeeren en alle
voor de oorlogvoering noodige gegevens te verzamelen.
Alleen in dit geval ware het ook mogelijk, uitvoering te geven
aan de uitmuntende bepaling, die echter nu een doode letter is, dat
de officieren van den- generalen staf bij voorkeur worden aangewezen
tot bevelhebbers van expeditiën, tot chefs van staven bij expeditiën
of tot adjudanten van expeditiekommandanten (art. 7).
Wie zou men op expeditie kunnen zenden? De officieren van het
hoofdbureau zijn altijd evenzeer, en in oorlogstijd niet het minst,
noodig; van de drie officieren kan men niet, gedurende geruime»
tijd, een of twee missen. De instructeurs van de stafschool kunnen
evenmin worden aangewezenwant de opleiding der aanstaande staf
officieren moet haar geregelden gang hebben en mag niet door elke
expeditie belemmerd worden. Ook de aanwijzing van officieren van
den topographischen dienst zou nadeelig zijn, want die dienst zou ei
onder lijden indien men bij elke expeditie een paar brigade-chefs uit
hunnen werkkring rukte.
Men moet dus zijn toevlucht nemen tot de luitenants, gewezen
élèves der stafschool (art. 15), die echter, met het oog op hun rang,
slechts in ondergeschikte betrekkingen te velde kunnen optreden,
en tot de hoofd-officierendie vroeger staf-officier zijn geweest en,
bij bevordering, weer tot hun wapen zijn teruggekeerd. Ook dit
laatste is echter in strijd met het dienstbelang; een bataillons-koo-
mandant, bekend met en bij zijn korps, moet niet, op het oogenblit
van oprukken tegen den vijand, zijn kommando overgeven en in eent
andere functie optreden. Dergelijke mutatiën oefenen altijd een na-
deeligen invloed uit.
Slechts ter loops wijzen wij er op, dat de topographische dienst
zes opnemings-brigades telt, welke organiek elk een kapitein tot chef
hebben, terwijl bovendien nog een kapitein op het topographisch
bureau werkzaam is. Het moet dus eene vergissing zijn, dat thans
bij de organisatie van den staf, slechts vijf kapiteins, in plaats van
zevenvoor dezen dienst zijn aangewezen, en wij twijfelen dan ook
niet, of eene volgende begrooting zal die vergissing herstellen.
Wij gaan nu over tot de bespreking eener belangrijker aangele
genheid: de stafschool. De organisatie daarvan laat, onzes inziens,
alles te wenschen over.