DE BARISANS VAN IADTJEA. '/De Barisans hebben zich flink gehouden en met orde gemanoeu vreerd", zoo luidde het in het rapport van den opperbevelhebber der troepen bij de 2B expeditie tegen Atjeh. Heeft die getuigenis velen verheugd, velen waren er ook, die hunne verwachtingen in dat opzicht zagen overtroffen. En geen wonder: iemand die de Barisans in hun eigen land kent, die hunne dienst verrichtingen heeft waargenomen, die hun //militair zijn" heeft opge merkt, kon niet met redelijkheid verwachten, dat met //zoo'n troep" eenige eer was te betalen. De uitslag heeft evenwel doen zien, dat, al dragen de Barisans van Madura de naam van hulptroepen, zij door gestadige oefening en goede leiding zeer goed met onze veldba- taillons kunnen gelijk gesteld worden. Maar ook door gestadige oefening, want men zal zich herinneren, dat de Barisans voordat zij naar Atjeh oprukten, gedurende vier maanden in hun eigen land en gedurende drie maanden te Padang mobiel waren, en er gedurende dien tijd een Europeesch hoofdoffi cier, een Europeesch kapitein, eenige Europeesche luitenants en kader aan waren toegevoegd. Kan gestadige oefening dan alleen verkregen worden door mobiel verklaring en het toevoegen van Europeesch personeel? Zijn een Europeesch kapitein en luitenant en eenige Europeesche onderofficieren niet voldoende, om het korps behoorlijk te oefenen? Op de laatste vraag is het antwoord: Yoldoende zou het kunnen wezen, maar Waar gesproken wordt over de gebreken van de Barisans van Madura, worden in bet bijzonder bedoeld die van Bangkallan en Stimauap.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 281