275
met voldoende, zoo lang in de basis eD de organisatie gebreken en
misbruiken bestaandie orde en tucht onmogelijk maken.
Zelfs dat gedeelte der mobiele Barisans, dat niet oprukte naar
Atjehmaar vereenigd werd tot het korps «reserve half-bataillon
Barisan van Madura" leverde reeds de bewijzen, dat de oefeningen
der troepen, maar vooral de geest, die er heerscht, niettegenstaande
de beste pogingen, niet tot een gewenschten uitslag konden worden
gevoerd. Is de toestand dus reeds treurig, wanneer een Europeesch
officier het bevel voert, en iedere kompagnies-kommandaut door een
Europeesch luitenant wordt geleid, die oj) zijn beurt wordt gesteund
door Europeesch kader; hoe zal het dan zijn, wanneer de Barisans
ia vredestijd onder eigen officieren staan en alleen -een kapitein, een
luitenant en eenige enkele onderofficieren de taak moeten vervullen,
die reeds nu voor een grooter aantal instructeurs blijkt onmogelijk
te zijn
En dat die taak onmogelijk is, zal ik bewijzen, door aan te toonen,
dat bij de bestaande vredes-orgauisatie de instructie hoogst gebrekkig
moet wezen, en orde en tucht onbestaanbaar zijn.
De Barisans zijn het best te vergelijken met een Inlandsche schut
terijzij zijn niet gekazerneerd, maar komen in de maanden der
goede moeson 2 a 3 maal op, worden in de magazijnen gekleed en
gewapend, ontvangen in het een of ander onderricht, en begeven
zich na de oefeningen weer huiswaarts. De betaling geschiedt twee
voudig: 1° eene maandelijksche toelage van 3 gulden of het vrucht
gebruik van sawah's van den Panembahan, en 2° de uitkeering van
10 centen aan ieder man, telkens als hij opkomt. Gedurende de
exercitiemaanden verdient dus een Barisan 20 a 30 centen in de week,
terwijl hij in de westmoeson moet leven van genoemde toelage of
van de opbrengst zijner sawah's.
Hoe weinig een inlander ook noodig heeft om in zijne dagelijk-
sche behoeften te voorzien, zeker is het toch, dat hij niet leven kan
van bovengenoemde betaling, tenzij de opbrengst zijner sawah's hem
daarin te gemoet komt. Het aantal evenwel van hen, die van de
opbrengst van hunnen veldarbeid kunnen bestaan, is betrekkelijk zeer
geringterwijl daarenboven velen hunne sawah's voor jaren verpacht
hebben, en dus na spelen en feestvieren niets meer hebben dan de
betaling van 10 centen voor eiken dienst.
Het gevolg hiervan is dan ookdat velen op andere wijze in hun
bestaan trachten te voorzien, hetzij door visschen, hetzij door het
bewerken van sawah's als anderszins, waardoor het opkomen op exer-