citiedageu benadeeld wordt. Voor hen, die zelf in het bezit van sawah's blijven, is het geen wonder, dat zij den dienst opofferen aan den veldarbeid, waarin zij voornamelijk hun levensonderhoud vinden. Hierbij nog gevoegddat verscheidene Barisans 4 tot 6 paal van de oefeningsplaats wonen, waardoor het verlangen om de 10 centen te verdienen aanmerkelijk wordt verminderd honderde perkara's, slamatans, onderhoud van woning en erf, luiheid om te werken zoolang de laatste rijstkorrel niet verteerd isdan laat het zich ge makkelijk verklaren, dat ruim de helft van liet korps niet opkomt, en dus niet aan de oefeningen deel neemt. Is het te veel gezegd, dat dan, zelfs met een overvloed uitgelezen instructeurs, de instructie gebrekkig moet blijven? Bij zulk een toestand valt dan ook niet aan orde en tucht te denken. Intusschen bestaan hiervoor nog menig andere hinderpaal: 1°. Niet onderworpen aan militaire wetten, staan de Barisans geheel onder burgerlijk beheer, en het is te verwachten, dat een civiel ambtenaar zich niet het hoofd zal en kan breken met militaire zaken, die niet tot zijn vak behooren en waarmede hij nooit eenige eer zal inleggen. 2°. Als eerste hoofdfactor van orde en tucht moet genoemd worden onderdanigheid van den mindere voor den meerdere, en het besef bij den eerste, dat zijne superieuren in alle opzichten boven hem verhe ven zijn. En dit juist, laat bij het korps veel te wenschen over. Officieren en kader zijn achtereenvolgens tot de verschillende rangen verheveneenvoudig omdat zij de besten waren onder de slechten. Aangenomen nog, dat de keuze dan altijd juist is, dan nog kan het gehalte van officieren en kader niet veel bijzonders zijnzoolang niet bepaalde eischen worden gesteld om tot den eenen of anderen rang te worden bevorderd. De zoo noodige afscheiding tusschen den officiersstand en den minderen militair bestaat in het geheel nietzoodat na de oefeningen officier en soldaat //en frère et compagnon" huiswaarts keeren. Daarbij komt de slechte betaling der officieren, die daarvan dan ook niet in hunne kleeding kunnen voorzien maar deze van den Panembahan ont vangen. Wanneer men nu nagaat, dat er officieren zijn, die gedurende 78 en 9 jaren slechts één uniform kregen, dan behoeft niet gezegd te worden, hoe erbarmelijk het officierskorps bij de Barisans voor den dag komt. 3°. Bij den inlander bestaat nog de eerbied van den kleinen man voor de hoogen van geboorte. Verscheidene, zoo niet de meeste, 276

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 283