277 officieren zijn menschen van de gewone volksklasse, en liet is dus geen wonder, dat zij hun gezag inoeielijk en schoorvoetend hand haven, wanneer er zich onder hunne minderen menschen van geboorte bevinden. 4°. Wil er orde en tucht wezen, dan moeten er middelen bestaan, die te handhaven, telkens als zij gevaar loopen, door overtredingen en verzuimen benadeeld te worden. In de meeste gevallen zijn die middelen zwaardere en lichtere straffen, en als laatste hefboom de bedreiging, uit de gelederen te zullen worden verwijderd. Waareven wel noch het een, noch het ander tot verbetering leidt, daar zijn de middelen doelloos, en het streven naar orde en tucht blijft te ver geefs, zoolang niet de oorzaak is weggenomen waardoor straffen licht geteld, en verwijdering uit de gelederen geen opoffering, maar voor sommigen zelfs een uitkomst is. Die oorzaak nu, is de onvoldoende betaling, waardoor de man genoodzaakt wordt, trots alle straffen, zijn dienst te verzuimen en in andere bezigheden beter zijn levensonderhoud te zoeken, en die ook te gering is om den mau tot prikkel te wezen, soldaat te blijven. En nu de vraag: Wat kan en wat moet gedaan worden tot ver betering 1°. //Geef den Keizer wat des Keizers is." Laat geen civiel amb tenaar chef zijn van Barisans; de Madureesche kommandant, ge steund door den kapitein-instructeur, is de aangewezen persoondie gezag dient uit te oefenen, en die zeker met meer ijver, meer lust en meer doortastendheid zich met het korps zal bemoeiendan de ijverigste civiele ambtenaar. 2°. Alle sawah's worden door den Panembahan teruggenomen» en de betaling geschiede geheel in geld. Ieder man moet zooveel ontvangen, dat hij gedurende het geheele jaar van zijn soldij kan leven, en niet door ander werk in zijne behoeften moet voorzien. Volgens bevoegde inlandsche personen zou eene betaling van 6 a 7 gulden in de maand voldoende zijnom een genoegzaam aantal personen te bewegen den soldatenrok aan te trekken. Wanneer nu de betaling geschiedt op het einde van iedere maand, en als vaste regel wordt aangenomen, dat bij wijze van straf, een barisau, die ééne maal zonder geldige redenen niet opkomt, het 1/3 gedeelde van zijne soldij verbeurt, voor tweemaal het 2/3 gedeelte en driemaal zijn geheele soldij, en hij bij meerdere absenties van de lijst van het korps wordt geschrapt, dan zou het wegblijven van exercitiën en diensten tot een minimum worden gebracht, en de instructie zou er bij winnen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 284