'281 ook dé straffen kunnen wij niet geheel missenen deze dienen vooral streng te zijn, waar zij vergrijpen tegen de discipline moeten treffen. Gij zult mij toestemmen, mijne Heeren, dat er een bijzonder sterk gezag toe behoort, otn duizenden van menschen te doen besluiten, ouder de moeielijkste omstandighedenonder pijnen en ontberingen, met de kans, gezondheid en leven te verliezen, een gegeven bevel te gehoorzamen. Diergelijk gezag kan alleen voortvloeien en blijven be staan door buitengewone macht, om te dwingen wanneer dit noodig is. Daarin ligt het exceptioueele van den militairen stand, daarin de ongelijkheid voor de wet: dit is het groote voorrecht, dat de su perieur boven den inferieur moet hebben. Ik merk hierbij op, dat iedereen op zijne beurt gezag uitoefent en gehoorzaamt. De gene raal aan 't hoofd van zijn korps moet de bevelen opvolgen van een hoogeren chef, en elk gewoon soldaat kan als schildwacht of komman- dant eener kleine patrouille tijdelijk een sterk gezag uitoefenen. Maar wie het ook uitoefent, het gezag moet sterk zijn. Het geldt bij den mi litair leven en gezondheid; de vrees, die te verliezen, is ieder mensch aangeboren, het militair gezag moet zelfs die vrees overwinnen." Ongelijkheid voor de wet is in een landdatals Nederland eene zeer liberale regeering, eene constitutie, vrijer dan bijna eenig ander land, heeft, zekerlijk een weinig smakelijk woord. Gelijkheid voor de wet is in Nederland meer, dau ergens anders haast, een feit; het democratische beginsel drijft boven en heeft alle ongelijk heid vernietigd, en daarop mag Nederland te meer trotsch zijn, om dat zijne Europeesche naburen alle middeneeuwsche overblijfselen van ongelijkheid nog niet geheel hebben over boord geworpen. Ne derland heeft vroeger dan andere ontwikkelde natiën begrependat (om met Heine te spreken), zoolang er geene kinderen met sporen aan de hielenandereu met zadels op de ruggen geboren worden er ook geene geboren ridders en knechten bestaan; het erkent al leen de artistocratie van verdienste en geest. Dit juiste gevoel heeft menigeen verleid, het democratisch be ginsel ook te willen toepassen op het leger, en daardoor te bewijzen, dat hij het exceptioueele van den toestand hiervan ten eenenmale voorbijziet. Wanneer er gehoorzaamd moet worden, zelfs dan, wanneer de superieur den inferieur den bijna wissen dood te gemoet zendt, zoo hoort daartoe een sterker gezag dan in eene burgerlijke maatschappij noodig is. O O 7

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 288