296 Den geheelen dag waren de straten van Straatsburg gevuld geweest met eene ontzettende menigte, gretig wachtende op tijdingen. Men wist dat de slag (bij Worth) des morgens begonnen was; men drong zich om de koepels tot verkoop van dagbladen op het plein Broglie en het plein der Groenten markt. De meest verbazende geruchten door liepen de menigte. Het leger van den kroonprins (velen zeiden Prins Prederik Karei) was in het bosch van Hagenau ingesloten; de Pruisen weigerden de wapenen neder te leggen om hunnen aanvoer der de vernedering te besparen zijn' degen over te geven, maar al de uitgangen waren bewaakt, en, als laatste uitkomst, waren de sap- peurs op het punt het bosch in brand te steken. Een weinig later verspreidt zich het gerucht, dat de wacht voor het huis van den generaal Ducrot een briefje gelezen heeft, gericht aan de //generaalsche" door haren manhet Duitsche leger is ge vangen, de zaak is uitgemaaktVijf of zes personen hebben met hunne eigene oogen de wacht en het briefje gezien, en dragen de tijding van groep tot groep voort. Er valt niet meer aan te twij felen; de overwinning is ons. De avond komt. Om 7 uur groeit de menigte op het plein Broglie aan. De geestdrift is algemeen. Eensklaps verheft zich een ontzettend rumoer bij den ingang van de straat Nuée-Bleue, en als een stroom beweegt zich die geheele menigte naar de voorstad. Ik volg de beweging, ik ga de brug van het kanaal over; de vreug dekreten verkeeren in alarmkreten. »J)e Pruisen! de PruisenZij komenzij zijn aan de poorten! Men hoort slechts dezen algemeen herhaalden kreet; onmogelijk eene juiste verklaring te verkrijgen. De schrik knelt alle harten toe. Ik kom aan de Pieterspoort; de wachtpost is niet in het geweer. De luitenant, door de menigte om stuwd, weet niets, of wil niets weten! Hij bemoedigt eene vrouw, die hem weeuende naar tijding van haren man vraagt, en de hand op haren schouder leggende, zegt hij haar: //Zijn wij er dan niet, mijn goede vrouwtje?" //Maar wat is er, mijn God? Niets, volstrekt niets; eene kolonne Pruisische krijgsgevange nen, die door onze soldaten door de poort van Saverne zijn binnen- gebracht; de boeren hebben vreemde uniformen gezien, en die on- noozelen hebben alarm gemaakt; dat is alles." Deze geruststellende verklaring wordt aangenomen en de menigte keert terug langs den weg, dien zij is gekomen. Wij komen alzoo aan de kadeen toen heeft een treurig voorval plaats, dat de toegeef-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 303