300
steeds in hunne ontmoetingen met ons hebben voorgesteld-de toe
vlucht heeft moeten nemen tot meer en meer sterke ladingen. Van
daar eene snellere beschadiging van het stuk, waarin men voor den
aanstaanden veldtocht heeft willen voorzien. Het gegoten staal heeft
dan ook bepaald en officieel het brons vervangen, dat overigens reeds
in den oorlog van 187071 eene zeer ondergeschikte rol speelde.
Maar men kan vooruitzien, dat Duitschland voortaan slechts met
gegoten staal in het strijdperk zal optreden.
Terwijl dit fundamenteel vraagstuk bij onze vijanden met zooveel
snelheid werd opgelost, is Erankrijk nog altijd bezig met het voor
bereiden van theatrale proeven, waarbij men bovendien zorg draagt,
geheel Europa met trompetgeschal uit te noodigen tot bijwoning.
Wij zouden al zeer ontevreden zijn, zoo de verslaggevers der dag
bladen niet de weidsche namen mededeelden van de doorluchtige per
sonen bestemd om deze feesten met hunne tegenwoordigheid te ver
eeren. Gelukkig nog, als zij in volle vrijheid kunnen worden voort
gezet, en de parlementaire kuiperijen het Hoofd van den staat niet
plotseling naar Versailles terugroepen! Maar ons land is nu eenmaal
zoo, en men vraagt zich af, of het immer genezen zal zijn van die
soort van ziekte, die men «de zucht voor het officiëelé' zou kunnen
noemen, en die ons zeker is ingeënt geworden door de Romeinen
uit het tijdperk van hun verval.
De Duitsche artillerie is nog het voorwerp geweest van eene ver
betering in de détails, die hare waarde heeft. De artilleristen te voet
zijn gewapend geworden met naaldgeweren, en de trein-bataillons
met karabijnen. Deze nieuwigheid is ingegeven geworden door ver
scheidene voorvallen van den jongsten oorlog. In enkele omstandig
heden, waarin de Eransche soldaat zijn tradioneel element terugvond,
zijn de vijandelijke batterijen soms overrompeld en onbruikbaar ge
maakt geworden. //Men heeft de behoefte gevoeld, zegt de Pruisische
schrijver, //aan de troepen der artillerie het middel te geven om de
beleedigingendie nun door vijandelijke detachementen zouden kun
nen worden aangedaan, krachtdadig af te weren."
Ook is de aandacht gevestigd geworden op de kleeding en uitrus
ting van den soldaat. Men heeft zich afgevraagd, of het, in navol
ging van wat in Erankrijk geschiedt, raadzaam was, iets meer te doen
voor het gemak van den soldaat, door de hoeveelheid voorwerpen te
vermeerderendie hij voor zijn persoonlijk gebruik bij zich draagt.
Maar men heeft al zeer spoedig erkend, dat de geringe voordeelen,
die men alzoo den soldaat verschaft, wreed worden geboet door mm-