23 liet detachement pradjoerits te Soemedang, in de nabijheid van Tomo, zou moeten worden uitgebreid. Bij 's Konings besluit van 9 Januari 1873, no. 2, is eene reorga nisatie vastgesteld van het garnizoens-bataillon ter Sumatra's West kust, welker uitvoering echter van plaatselijke omstandigheden afhan kelijk werd gesteld. Zij beoogt de intrekking der garnizoenen te Na- tal, Priaman en Baros en de wijziging van die te Siboga en te Pa- dang Sidempoean, dit laatste in verband met de voorgenomen over brenging van Siboga naar laatstgenoemde plaats van den zetel van het civiel bestuur in de residentie Tapanoli. De moeielijkheden met Atjeh zullen echter de tenuitvoerlegging dezer reorganisatie vertragen, zijnde integendeel in verband met de plaats gehad hebbende gebeurtenissen in het noorden van Sumatra, de troepenmacht ter Sumatra's West kust en ook ter Oostkust in de jongste maanden tijdelijk boven de formatie vermeerderd. Voorstellen tot reorganisatie van het wapen der cavalerie hebben geleid om bij de ontwerp-begrooting voor 1874 te rekenen op eene nieuwe inrichting van dit corps, hoofdzakelijk met het doel zijne bruik baarheid in tijd van oorlog te verhoogen, eensdeels door daarbij nu reeds en voor goed in te smelten de lijfwachten-dragonders en de djajang-sekarswelke thans onder burgerlijk beheer staande corpsen daardoor reeds in vredestijd vertrouwd kunnen worden met de diensten die in tijd van oorlog van hen te vorderen zijn, anderdeels door het Europeesch element der tegenwoordige leger-cavalerie voor een belang rijk deel door inlanders te doen vervangen, zoowel om de bezwaren te verminderen aan het voltallig houden der Europesche cavaleristen verbonden, als omdat het berijden van de kleine inlandsche paarden voor den Europeaan eigenaardige moeielijkheden oplevert. Het wapen zal volgens de nieuwe organisatie bestaan uit den staf, 6 veld-escadrons, 1 depöt-escadron en 1 detachement. Van de 6 veld-escadrons zullen 2 uit Europeanen en 4 uit inlanders zijn za- m en gesteld. Op voorstel der Indische Regeering is in Maart 1873 door het Opperbestuur machtiging verleend om, bij wijze van proef, met tijde lijke afwijking, doch zonder uitbreiding der formatie, bij de Amboi- nesche, Afrikaansche en inlandsche compagnieu, founders van die land aarden te doen aanstellen, en om ook op nader te regelen voorwaar den het schrijverspersoneel voor een gedeelte uit Amboinezen, inlan ders en in Indie geboren afstammelingen van Afrikanen te doen be staan, wordende er onder bedoelde militairen aangetroffen die zeer goed

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 30