303
fiere houding vau den man van wapenen zag afleggen om zich in
den moeilijksten aller toestanden te storten, en zich, ondanks liet onge
noegzame zijner kennis en zijner krachten, te belasten met het bestu
ren, iu al haren omvangvan de zaken van een groot volk. Nauwlijks
had hij zich, gedreven door de behoefte om den roem van staatman te
voegen bij dien van krijgsman, als eerste minister aan Engeland op
gedrongen of hij verloor door zijn bestuur het geloof, dat de me
nigte in hem had. Met belachelijke verblinding zocht hij de^gele-
genheden om aan de wereld de -betreurenswaardige onbekwaamheid
te toonendie hem niet in staat stelde de werkelijke aaneenschake
ling van gevolgen en oorzaken te onderscheidenop de meest lucht
hartige en onnadenkende wijze zag men hem, in de gewichtigste
zaken, fouten begaan, die het eenvoudigste gezond verstand zou ver
meden hebben en die de onpartijdige mannen met verbazing bevingen,
zijne vleiers met ontsteltenis en schrik sloegen. Het volksvooroordeel
in zijn voordeel was zoo vast geworteld, dat al, wat zijne misslagen
onaangenaam verrassends hadden, uoodig was om het te verwrikken.
De aanhoudende herhaling van deze afdwalingen en de koppige vol
harding van den hertog in zijne verblinding waren uoodig om de
Engelscheu tot de overtuiging te brengen, dat hij de onbekwaamste
en gevaarlijkste minister was, die ooit liet lot van Engeland in han
den had gehad."
Stockmar ontleent aan de betrekkingen van Engeland met Erank-
rijk in 1830 een bewijs tot staving van het oordeel, dat hij zoo
even heeft uitgebracht.
In Juli 1829 zegt hij kwam de hertogin d'Escarseene oude
betrekking van George IV, te Londen, vergezeld van Mevrouw du
Cayla. De hertogin werd ontvangen door den koning. Weldra sprak
men in zekere kringen van eene kabinets-verandering in Erankrijk,
en van den heer de Polignac, als bestemd om eerste minister te wor
den. Lord Holland was de eerste, die de zaak onmooglijk achtte;
niettemin werd zij weinig tijds daarna verwezenlijkt.
Wellington verfoeide het liberalisme en de buiteulandsche staat
kunde van Martignac. Hij wilde in het bewind mannen, die het
Oostersche vraagstuk opvatten gelijk hij, en hij had zich van al den
invloed, dien hij op Karei X uitoefende, bediend, om dezen vorst
te brengen tot inzichtenwaartoe hij zelf maar al te veel overhelde.
Hij hoopte op eene volle instemming met de Polignac in de bui-
tenlandsche staatkunde. Hij vergiste zich op dit punt, maar al had
hij niet in die dwaling verkeerd, zou geheel Erankrijk niettemin in