305 op het schaakbord der staatkunde bestuurde. Zijne rol was die van een' middelaar en scheidsrechter geworden, die door alle partijen zonder onderscheid ingeroepen werden vooral in die netelige vraag stukken, welke met de maatschappelijke orde samenhingen. Yoor dezen nieuwen werkkring maakten zijn koelzinnig gezond verstand en zijne hooge stelling hem bij uitstek geschiktwant zoo hij ook al geene grootsche inzichten had, hij had een praktischen geest, en bracht over alles wat om hem voorviel, een zeker oordeel uit, dat, op zijn vergevorderden leeftijd, niet meer verblind werd door hartstocht, noch door een overdreven dunk van zijne persoonlijke waarde. Stock- mar was in die laatste tijden dikwijls genoodzaakt zich tot hem te wenden, en altijd vond hij hem welwillend en vastberaden. Te boog geplaatst om in Engeland iemand te vreezen te hebbenver ontrustte hij zich niet over den haat, dien hij kon opwekken. //Mijn rug", zeide hij gaarne, //is breed genoeg om zware lasten te dragen." Toen hij in 1852 stierf, bedroefden de Engelschen er zich dan ook over, in hem een man van algemeen erkend gezag verloren te hebben, die zich een vasten steunpilaar van het rijk betoond had. Zijn leven is alzoo verdeeld in drie tijdperken. In het eerste is hij groot geweest als generaal; in het tweede heeft hij gezwicht onder den last, den staatsman opgelegd, en in het derde heeft hij een' grooten en gelukkigen invloed uitgeoefend in een werkkring, die aan den aard zijner vermogens beantwoordde. Het kapitaliseer en van de kortingen voor pensioen. Omstreeks September 1859 gaf de heer Uhlenbeck, directeur van de openbare werken, in een gesprek met iemand, die zijn gast was, als zijne meening te kennen, dat het wenschelijk was, de betaling der pen sioenen aan ambtenaren en officieren van den Staat over te brengen bij de toen pas opgerichte Indische Maatschappij van Levensverze kering. De gast teekende den wenk op in het BataviaascJi Han delsblad, ten einde tot gedachtenwisseling uit te lokken. Maar de pers en die Maatschappij antwoordden daarop met een koelzinnig, souverein stilzwijgen. Het Haagsche nVaderlancH beweerde vóór eenigen tijd, dat het in onze eeuw, die zoo vele maatschappijen van levensverzekering ziet verrijzen, ongerijmd is de landspensioenen te behouden. Het moederlandsche publiek greep de zaak met evenveel vuur aan als vroeger het Nederlandsch-Indische.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 312