309
plaats van 6-j, maar het voordeel zou aanzienlijk voor hem zijn. Dank
zij de saamgestelde rente of den interest op interest, zou de amb
tenaar, die op 60-jarigen leeftijd met 4000 franken waktement eene
zedige loopbaan eindigde, aangevangen op zijn 20sts jaar met 1500
franken, een kapitaal in handen krijgen van 41900 franken, dat
is te zeggen eene rente, ten minste gelijk aan die, welke de staat
hem zoude uitbetalen, en bovendien den eigendom van het fonds.
Zoo hij slechts voor zich-zelven te zorgen hadzou hij met dat fonds
eene lijfrente van 4294 franken kunnen koopen.
Dit stelselwaarvan wij slechts de hoofdtrekken doen kennen
schijnt èn rechtvaardiger èn voordeeliger dan dat der wet van 1853.
De ambtenaar zou er bij winnen. Be staat zoude er ook hij win
nen hij zou minder blootgesteld zijn aan bevordering bij gunst in
extremisdie later het budget bezwaren met een overdreven pensioen,
en die gevaar loopengedurende 6 jaren, de kaders te vullen met
afgeleefde dienarenhij zoude minder worden teruggehouden van het
verwijderen van zekere beambten, die men slechts behoudt, omdat
jarenlange kortingen hun rechten hebben gegeven. De heer de Courcy
de stabiliteit van den dienst willende vereenigen met het recht, ge
schapen door de inhoudingstelt voor, na 20 jaren aan iederen amb
tenaren den eigendom van zijn boekje toe te staan. Hij zou zelfs
verder hebben kunnen gaan en hemvan den dag der opening van
de rekeningden eigendom der 7-j pCt. geven, die hij werkelijk
stort, en dien van den interest, dus den eigendom van de helft der
geheele som, die in zijn boekje in zijn voordeel gebracht is.
Zulk een vraagstuk kan niet haastig worden opgelost. Het vordert
een ernstig onderzoek en hoe men het ook aanlegge, er zal tusschen
den ouden toestand en den nieuwen een moeilijke overgang zijn.
Maar de gebreken der wet van 1853 zijn groot genoeg om de moeite
te nemen, een ontwerp te bestudeeren, dat wel is waar niet in alle
opzichten nieuw is, maar waaraan de bevoegdheid van den heer de Courcy
om over dergelijke zaken te oordeelen een groot gezag bijzet. De vo
rige minister van finantiën had eene commissie vernoemd om het te
onderzoekenwij twijfelen niet of zijn opvolgerde heer Leon Say
die een helderziend staathuishoudkundige is en het goede zoekt zon
der vooroordeel, zal het onderzoek voortzetten en er, zoo er stof voor
is, eene hervorming uit doen geboren wordendie niet alleen een'
goeden invloed zal hebben op de pensioneeringen en het budget,
maar op al de vraagstukkendie het personeel der ambtenaren be
treffen.