315 zocht; ik heb de gevechten bijgewoond, die om de stad zijn gele verd gewordenik stel dus zeer levendig belang in de oplossing van de verschillende vraagstukken, die in verband staan met dit groote militair drama, en zoo ik, als burger, niet de bijzondere bevoegd heid heb om ze te beoordeelen, heb ik ten minste de mooglijkheid verkregen ze te vergelijken. Yan al de schrijvers, die het beleg van Parijs behandeld hebben, heeft alleen de admiraal La Koneière le Noury eenige bijzonderheden omtrent de verdedigingswerken van den vijand doen kennen. Hij heeft op zijne kaarten, met vrij groote nauwkeurigheid, de inslui- tingslijn geteekend en eenige plattegronden en doorsneden gegeven van de door de Duitschers opgeworpene werken, maar deze aanwij zingen zijn verre van volledig; zij geven een algemeen denkbeeld van het door het aanvallende leger aangenomene stelselzij zijn niet toereikende om de beletselen te doen begrijpen, die men bij de uit vallen ontmoette, en om in staat te stellen tot waardeering van de verschillende momenten der veldslagen, die geleverd zijn geworden. De heer Regnery heeft deze leemte aangevuld, want er behoeft niets bij zijn' arbeid te worden gevoegd. Volgens de twee verschenen afleveringen (in het geheel zullen er acht zijn) kunnen wij oordeelen, met welk eene juistheid de geringste bijzonderheden zijn opgenomen geworden. Men vindt er niet alleen nauwkeurig de stellingen van al de batterijen, redoutes, geblindeerde schuilplaatsen, maar ook de muren met geweer-schietgaten, de verhakkingende borstweringen der loopgraven. In de tweede aflevering, bij voorbeeld, gewijd aan de beschrij ving van het terrein, begrepen tusschen den mond der Marne (beek Mor- bras) en de Seine bij Yilleneuve-Saint-Georges, waarop de Duitschers 25 batterijen hadden, vinden wij er 12 van, de voornaamste, afgebeeld in platten grond, in doorsnede, met afzonderlijke teekeningen voor elk harer gedeelten, waarvan de afmetingen met groote zorg zijn bepaald. Dat is, gelijk men ziet, een groote arbeid, zelfs voor een' geheelen staf, en toch is hij volvoerd geworden door één enkel man, die geene andere hulp had dan zijn verlangen een nuttig werk te doen, en die waarschijnlijk geene andere belooning zal hebben dan geslaagd te zijn. Ik zal slechts twee aanmerkingen richten tot den heer Kegnery de eerste, dat hij zijn werk gesplitst heeft in acht geheel afgeschei dene gedeelten, wat het zeer groote ongemak na zich sleept acht ver schillende atlassen te hebben; de tweede, dat hij op zijne kaarten niet het getal en het kaliber der stukken van elke batterij, de rich ting hunner schoten met de afstanden tot de voornaamste punten heeft

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 322