319 De militaire geschiedenis van de spoorwegen, die de heer Jacqmin onlangs geschreven heeft, is in tweeledig opzicht belangwekkend, voor eerst omdat zij aanwijst, in welke richting de hervormingen moeten „eleid wordenen ten andere omdat zij in zekeren zin de verhalen aanvult, die wij reeds over deze gebeurtenissen hebben. Men ziet er op elke bladzijde uit, hoe zorgeloos en sleurziek het militair be heer der laatste jaren van het keizerrijk was, hetwelk voor zeker hield dat de spoorwegen niet gemaakt zijn voor de soldaten. Het was een oud axioma, dat de soldaat al zijne etappen te voet moet afleggen, omdat hij noodig heeft zich te oefenen in het marcheerenen zij, die deze meening volhielden, vermoedden niet, dat het militair bestuur ook noodig heeft zich te oefenen in de snelle bewegingen, die de nieuwere krijgskunst eischt. Men beging dus ontzettende dwalingen, toen het oogeublik gekomen was om de spoorwegen nog anders te gebruiken dan voor het vervoer van een half dozijn kanonnen of van een bataillon. De bijzonderheden alleen van wat op het Oosternet is voorgevallen, bewijzen het genoegzaam. Het was eene opeen stapeling van misslagen; halen wij slechts de gewichtigste aan. Den I5aeQ Juli 1870 werd van de Ooster-maatschappij gevorderd, dat zij al hare vervoermiddelen ter beschikking van den minister van oorlog zou stellen. Yier-en-twintig uren later vertrokken de eerste militaire treinen uit Parijs en Chalons; reeds dadelijk had eene mis rekening plaats. De maatschappij maakte hare treinen gereed voor voltallige regimentendeze kwamen aan met de helft van hunne sterkte. Te ongeduldig troepen naar de grens willende doen ver trekken zond de generale staf wat hij bij de hand hadzonder de achterblijvende manschappen en uitrusting af te wachten. Men moest met half geladene waggons wegstoomen of soldaten van verschillende korpsen ondereen mengen. Dit ongemak was niet het eenige. Deeds in de eerste dagen meldden zich de achteraan gekomen manschappen in wanorde in al de stations aan, aan den eerste den beste vragende, waar hun regiment was, ontslagen van het toezicht hunner meerderen' te hooi en te gras gevoed in geïmproviseerde buffetten. Dit waren de geïsoleercleri'' of op zich zeiven marcheerenden, eene heen en weer golvendetuchtelooze massawaarin met enkeleverdwaalde goede soldaten vele achterblijvers werden aangetroffen, die er zich alles be halve over bekommerden hun vaandel te bereiken. Daarbij kwam de ordelooze reeks tegenstrijdige en buitensporige eischen. Elke tak van het militair beheer voerde dringende behoef ten aan om zich het eerst te doen bedienen. Metz had gebrek aan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 326