341
sperd. Na opruiming dezer hindernissen werd de marsch vervolgd,
tot aan een vrij groot huis, waaruit de voorwacht met geweerschoten
werd begroet. De vijanden, een twintigtal, ontruimden die woning
echter spoedig, toen de voorwacht, en tirailleur opgelost, naderde.
Op raad van den Heer Peijer, sloeg de kolonne daar omstreeks 6^-
uur 's avonds het bivak op Den 17^ Mei, des morgens ten 6'ure,
werd de marsch voortgezet. Ter bespoediging van den tocht liet de
kommandant het grootste deel der vivres en munitie, onder bewaking
van 15 man infanterie en 15 pradjoerits van den Sultan, met den
Inlandschen Instructeur in het bivak achter, met last, die plaats
«enigszins te versterken en zeer waakzaam te zijn. De marsch ging
door zwaar bosch, pepertuinen en alang-alangvelden. Omstreeks 2^
uur 's n. m. naderde de kolonne de landtong, gevormd door de za-
menvloeiing der Bingei- en Mentjirim-rivierenwaar zich, volgens
de berichten, de vijandelijke versterkingen van Timbang-Langkat,
bezet onder aanvoering van Datoe Ketjil, Datoe Dalildiens schoon
zoon Soelang Barat en nog andere hoofdenmoesten bevinden.
Het terrein was bedekt met kreupelbosch en alang-alang, waardoor
bet uitzicht belemmerd werd.
De voorwacht, die, aangevoerd door den Eur. sergeant der in
fanterie J. TessersAlg. St. no. 39956, behoedzaam voorttrok, werd
plotseling uit een paar in 't geboomte verscholen versterkingen
(voorwerkjes), wier bestaan den gidsen onbekend was, uit het bosch
en van de overzijde der rivier beschoten, waarbij de matroos 3'- klasse
Schouten een wond bekwam.
De voorwacht, en tirailleur opgelost, ontving last, voorzichtig het
terrein naar voren en langs den oever der rivier te onderzoeken
nadat intusschen de houwitser het kartetsvuur op de overzijde had
geopend en de mortieren in de richting van de hoofdversterking op de
landtong een paar worpen hadden gedaan. De bedekking van het
geschut werd en tirailleur ter zijde bedekt opgesteld en de hoofd
macht der kolonne, de koelies en trein mede in het zwaar begroeid
terrein aan het gezicht des vijands onttrokken. De ambulance be
kwam, hoewel in 't bereik van 's vijands vuur, in de nabijheid eene
zooveel mogelijk gedekte stelling.
Spoedig stuitte de voorhoede op de twee versterkingen (een soort
tamboers, uit boomstammen samengesteld) van waar de vijand weder
het vuur opende. Terwijl het kreupelhout werd weggekapt om den
houwitser doortocht te verleenen, ten einde daarmede te trachten eene
bres in de palissadeering te schietenstelde de luitenant van Meurs