347 Siak en de Sultan, vergezeld van eenige rijksgrooten. De Sultan betrok eene groote woning in de nabijheid, toebehoorende aan den voortvluchtigen Datoe Ketjil. Met genoemde autoriteiten had de kominandaut der expedition- naire troepen in de volgende dagen herhaaldelijk conferentiën. In een dezer toonde de Sultan een aan hem en aan de Datoes Stia Badja en Sridi Badja geschreven brief van de Datoes Ketjil en Dalil, houdende verzoek om vergiffenis. Aan de beide weerspannige hoofden, die thans gezegd werden zich te Tanda Beuoea op te houden, werd daarop last gezonden, naar Soengal af te komen. De bevolking der aan Deli, grenzende bergstreken, bestaande uit Batta's, wilde, zoo beweerde men, niets met de weerspannige Datoe's te doen hebben. Ook de Battasche bevolking van de Belische boven landen zoude zich niet aan hen willen aansluiten. Door bemiddeling van het hoofd van Soengal, Sridi Badja, werden daarom pogingen aangewend om de pengoeloes der bergdistrikten naar Soengal te doen afkomen. Intusschen werd het onraadzaam geacht, meerdere tochten in de bovenstreken door de troepen te doen ondernemen. Vijandelijkheden vielen niet voorslechts vernam men nu en dan geruchtendat enkele ondernemingen in gevaar kwamen van te wor den afgeloopenwaarom naar de meest bedreigden kleine detache menten ter bescherming werden afgezonden. Nu en dan werd voorts in de omstreken eene militaire vertooning gemaakt. Van de 100 Battasche hoofden der bovenlanden kwamen er ein delijk een 60-tal af, met wie de Assistent-Besident en de Sultan herhaaldelijk beraadslaagden. Meermalen kwamen die hoofden met hun gevolg in het van lie verlede tot kampement ingericht verblijf der kolonne te Enterprise Estate bezoeken van vriendschappelijken aard afleggen, waarbij zij geschenken, in rijst en gevogelte bestaande, medebrachten. Het scheen niet meer aan twijfel onderhevig, dat de bevolking zich van de partij der Datoes had afgescheiden. Onder deze omstandigheden aarzelde de kommandant der expedi- tionnaire kolonne niet, aan het verzoek van den Stationskommandant gevolg te geven om de landingsdivisiën, die slechts ten nadeele van den dienst aan boord konden gemist wordente doen terugkeeren. Uit dien hoofde keerden den 29^n Mei de landingsdivisie van Z. M. stoomschip den Briel en den 16<l™ Juni die van Z. M. stoomschip Banka naar boord terug.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 354