348 Eerstgenoemd vaartuig bracht dé zieken en gekwetsten naar Riouw over en had in last, van daar ten behoeve der troepen in Deli nog voor eene maand vivres mede te nemen. De Sultan meldde den lOdp Juni, dat de Battasche Pengoeloes der Bovenlanden van Deli zich verbonden hadden, de beide Datoes binnen 9 dagen gevangen te nemen en uit te leveren. De zende lingen, welke de Sultan inmiddels voortdurend ter bespieding uit zond, berichtten, dat de beide Datoes zich doorgaans te Oedjong Barat, eene zeer groote kampong, ophieldendat Soelang Barat zich naar liet gebergte had begeven om vrouwen en kinderen in vei ligheid te brengen, en dat van de Pengoeloes in de Bovenlanden alleen het invloedrijke hoofd Pengoeloe Gadja, die een 400 weer bare mannen op de been kou brengen, de partij der Datoes was toegedaan, doch hen bij gewapend verzet tegen den Sultan niet zou helpen. Den 19'l°n Juni was de termijn van onderhandelen verstreken, zonder dat de beide Datoes waren uitgeleverd. De Battasche hoofden hadden het niet gewaagd, de Datoes te Oedjong Barat gevangen te nemen. In overleg met den Assistent-Resident en den "Sultan werd thans besloten van onze zijde eene poging te doen om de Datoes op te vattenof wel hen uit het gebied van den Sultan te verdrijven in de verwachting dat zij, vluchtende naar het gebergte, door de hoof den aldaar niet ontvangen of uitgeleverd zouden worden. Onder aanvoering van Radja Sleman, jongere broeder van den Sultan, die vergezeld werd van den 70-jarigeu Stia Radja, hoofd van Hamperan Perak, wien men onder de Battasche hoofden zoo in als buiten Deli grooten invloed toeschreef, rukten den 19<l<ai Juni de hulptroepen naar Tanda Benoea en Sapoeroek, de beide grens plaatsen van Deli en tevens, zoo men beweerde, de eenige toegangen tot het gebergte, terwijl den 20itea Juni een detachement van 28 bajonetten onder den 2™ luitenant J. B. Ponstijn naar Sapoeroek vertrok en in den avond van dien dag, zonder tegenstand ontmoet te hebben, aldaar aankwam. Sapoeroek was evenals de andere tus- schenliggende kampongs versterkt. Vijandige gezindheid was nergens te bespeuren. De beide Datoes hadden immiddels Oedjong Barat verlaten en de wijk genomen naar het gebergte. De hulptroepen hadden Tanda Benoea bezet, dat door een gedeelte van de bevolking was ontruimd. Stia Radja had terstond zendelingen uitgezonden, en hoopte dat de uitlevering der weerspannige hoofden spoedig zou plaats hebben.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 355