353
bergbewoners geen twijfel meer overliet. De mogelijkheid bestond dus,
dat de vijand weldra zou trachten de onzen te Sapoeroek in te sluiten,
zonder dat de kleine macht, die aldaar vereenigd was, zich daartegen
zoude kunnen verzetten. Overeenkomstig het vroeger opgevatte besluit
nam nu de kolonue den 29stea Juni den terugtocht naar Soengal aan.
De kapitein Koops had den Assistent-Resident met zijne plannen
in wetenschap gesteld en hem, wegens de twijfelachtige gezindheid
van Soengal, verzocht, de kolonne, met een detachement der lan
dingsdivisie op den 29- te gemoet te trekken.
Des morgens ten 6 ure, na de versterking te hebben vernield,
werd de marsch aangevangende kommandant had de kolonne doel
matig ingedeeld en haar voorbereid op vermoedelijke aanvallen. De
hulptroepen onder Radja Sleman en Stia Radja waren aan de staart
der kolonne. Tegen verwachting trok men omstreeks 11 uur de
kampong Oedjong Barat ongestoord voorbij, en naderde het diepe
ravijan, waarin de Soengei Behilon stroomt. Men trok een uitge
strekt alang-alangveld doorhier en daar afgewisseld door struik
gewas en klein geboomte, toen plotseling een vervaarlijk geschreeuw
aan de achterhoede werd vernomen en kort daarop de hulptroepen
met hunne hoofden vooraan, in wilde vaart door en langs de ko
lonne stormden, onder den uitroep: de Batta's komen!Het grootste
gedeelte der koelies liet zich door de paniek medeslepenwierpen
hunne vrachten, gekwetsten, vivres, munitie neer en holden voort.
Pogingen om hen met geweld in de vlucht tegen te houden mislukten
nagenoeg geheel. Slechts eenige weinigen onder hen bleven met de
dwangarbeiders bij de troepen.
De troepen hielden zich kordaat. Daar stond de kleine kolonne, zonder
koelies, met de gekwetsten in hunne tandoeseen deel van de vivres en de
munitie op den grond verspreid. Oogenblikkelijk begaf kapitein Koops
zich naar de achterwacht, waarover Ponstijn het bevel had, die zijne
afdeeling reeds en tirailleur had opgesteld en den kommandant ver
zekerde den vijand, indien hij weder opdrong, te kunnen tegenhou
den. De Europ. Sergeant der Infanterie Tessers, Alg. St. no. 39956,
mede bij de achterwacht ingedeeld-, onderscheidde zich weder door zijne
flinke houding. De Europ. Sergeant der Artillerie Jansen, Alg. St.
no. 50460, had terstond de bij de achterwacht ingedeelde mortier in
batterij gebracht, en deed daaruit eenige worpen op den vijand, die
met de tirailleurlinie in een hevig vuurgevecht was gewikkeld.
Inmiddels trachtte de artillerie zoo goed mogelijk de munitie te ver
zamelen, en werden de overgebleven koelies en dwangarbeiders bij de