356 lang Barat en 600 man sterk geweest zou zijn. De verliezen, die hij daar geleden had, zouden zeer belangrijk geweest zijn, zoo wel door het geweervuur als door de granaten. Onze troepen hadden zich over 't algemeen op den 29sten Juni bij den terugtocht uitstekend gedragen, veel geestkracht, moed en stand vastigheid aan den dag gelegd. De Inlanders hadden ook dien dag zich even kordaat gehouden als hnnne Europeesche makkers, en daar mede eenigszins hunne zwakheid, op den 28™ betoond, goed gemaakt. De 2e luitenant Ponstijn had zich zeer verdienstelijk gedragen. De 2„ luitenant van Meurs en de officier van gezondheid 2e klasse Steen dijk hadden zich in hunne dienstbetrekkingen bijzonder onder scheiden. De sergeanten Tessers en Jansen en de sergeant-majoor van de Genugten hadden uitgemunt. De zware vermoeienissen, die de troepen hadden doorstaan, kwa men zij eerst van lieverlede te boven. De Sultan van Deli verhaalde thans, dat het verzet der Datoes Ketjil en Dalil tegen zijn gezag geen afzonderlijk feit wasmaar dat die beide aan het hoofd stonden eener uitgebreide samenzwering, waarin ook de meeste hoofden der maleische bevolking, verscheidene pengoeloes der bergstreken en van de onafhankelijke Battalanden, waren betrokken, ten doel hebbende, zich los te maken van het oppergezag van den Sultan van Deli en den pangeran van Langkat, dier gebied tot de strandplaatsen te beperken, en al de Europeanen te verdrijven. Het opwerpen der bentings te Timbang Langkat en Rantau-betoelen het te vroeg openlijk in verzet komen van de beide Datoes en Soelang Barat, daarna de vermeestering der ver sterkingen en onze vestiging bij Soengal, badder, evenwel veroorzaakt, dat de gemaakte plannen niet volkomen tot rijpheid kwamen en uitgevoerd konden worden. Reeds liepen er geruchten, dat Soelang Barat de onzen bij Soen gal wilde aanvallen. Soengal, dat een hoogst gewichtig punt was, moest van nabij bewaakt worden. Na overleg met den Assistent- Resident van Siak besloot de kapitein Koops, tegenover de kampong van dien naam, op een door den Sultan aangewezen terrein, eene benting aan de rivier te doen oprichten, waar men zich met eene kleine macht gemakkelijk zou kunnen verdedigen, terwijl voor de bescherming van de overige landstreek eenige troepen konden wor den afzonderd, en waar men veilig allen voorraad levensmiddelen en munitie kon vereenigen. Dadelijk werd daarmede een aanvang ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 363