361
man onder zijne bevelen gehad heeft, was een burger gelijk ik, want
het zijn, geloof ik, niet de dikke epauletten, die in éénen dag de
noodige strategische en taktische kennis kunnen aan de hand doen
om bevel te voeren. De generaal, van wien ik spreek, nam zitting in
de krijgsraden, gaf adviezen, vaardigde lastgevingen uit, en niemand
heeft, naar ik weet, verzet aangeteekend tegen deze afwijking van
aangenomen gebruiken. Ik besluit daaruit, dat, zoo het geoorloofd
is, zonder tot het nvaJete behooren, duizenden menschen af te
zenden om zich te laten doodschieten, het ook geoorloofd moet zijn
aan hem, die zonder parti pris en enkel in het belang der geschied
kundige waarheid optreedt, zijne meening te zeggen over eene aan
eenschakeling van militaire feiten die eene aanmerkelijke rol gespeeld
hebben in den ongelukkigen oorlog van 187071. Het beleg van
Parijs is juist hierdoor merkwaardig, dat het doorgestaan werd, met
door soldaten maar door burgers, niet door eene bezetting, tot krijgs
tucht afgerichtmaar door eene bevolkingsinds lang gewoon aan
de genietingen van een vreedzaam aanzijn. Maar al had het een
uitsluitend militair karakter gedragen, houd ik nog staande, dat
het niet noodig is in eene monteering te zijn gekleed om eene kritiek
uit te brengen over veldtochtsplannen en de schikkingen te begrij
pen, die over het lot van een' slag beslissen. Ik kan niet verge
tenen dit zal mijne laatste bedenking zijndat vele schrijvers,
die in geen enkel opzicht tot het leger behooren, klassiek geworden
werken over oorlogen hebben voortgebracht, en ik kan mij niet weer
houden de zoo ware woorden van Littré aan te halen uit zijn arbeid
over het drama van Metz//Mijne bevoegdheid is nuldit stem ik
toe, en ik zoude niet in staat zijn eene escouade te commandeer'en en
er mede te exerceeren. Toch houd ik vol, dat een man van verstand
gewoon aan geschiedkundige studiën, met de verhalen der twee tegen
standers en de uitkomst voor zich, uit zijn studeervertrek de krijgs
verrichtingen kan beoordeelenin zoo verre als zij eene goed of
slecht gespeelde partij schaak vormen."
Ook ik wil, den afstand, die ons scheidt, èn uit het oogpunt der
kennis èn uit het oogpunt van het talent, erkennende, een geschied
schrijver, niet een strategist wezen, en kritiek uitoefenen over, het
geen gedaan is geworden, gegeven zijnde de menschen en de toestand.
Ik verzoek dus den lezer zonder vooroordeel en zonder vooraf op
gevatte meeningen de volgende bladzijden te lezen, alvorens mijne
bevoegdheid af te wijzen en mij te veroordeelen.
16