Ik zeg, dat ik een geschiedschrijver zijn wil, hetgeen beduidt, dat ik de partijen en personaliteiten ter zijde laat. Dezen arbeid, dien ik cladelijk na de overgave heb ontworpen, zou ik sinds lang hebben volvoerd, zoo ik slechts mijn' persoonlijken indruk had willen me- dedeelen. Ik heb gewacht totdat de stukken van het debat overge legd, de hartstochten bedaard, mijne eigene herinneringen gerangschikt en getoetst waren aan de herinneringen van hen, die, gelijk ik, of toeschouwers van deze groote gebeurtenis geweest zijn of er eene rol in gespeeld hebben. Ik betreur het in het geheel niet, aldus gewacht te hebben; belangrijke bescheiden zijn verschenen, en duistere of door niet in de zaken ingewijden slecht beoordeelde feiten zijn opgehelderd en verklaard geworden. Zonder te spreken van die menigte boek- deelen van allerlei kleur en formaat, die over het beleg van Parijs spreken, eenigszins gelijk de reizigers over de landen, die zij bezoe ken, dat is te zeggen op eene uitsluitend persoonlijke wijs, hebben wij nu vier hoofdwerken in handen over het korte maar bloedige tijdperk, dat geduurd heeft van den 4(ien September 1870 tot den 28sten Januari 1871; het zijn, volgens de tijdsorde hunner verschij ning: de Page d'histoire van den heer Trochu, het boek van den heer Jules Pavre, het Siége de Paris door den generaal "Vinoy en het boekdeel van den admiraal La Roncière le Noury. Wij hebben, naast deze werken van vakmannen, naast dit verslag, gegeven door de mannen van het bewind aan het publiekdat hen daartoe verheven had, de beredeneerde meening van dit publiek- zelf, dat, door de stem van mannen, bij loting uit zijn midden gekozen, terecht of ten onrechte, met eene groote openhartigheid en eene groote duidelijkheid zijn gevoelen heeft uitgedrukt. Ik doel hier op het beruchte rechtsgeding, dat afgeloopen is met de zedelijke vrijspraak van den Figaro. Met deze stukken, die men officieel kan noemen, is het mogelijk zich een zeer nauwkeurig en bepaald denk beeld te vormen van wat het beleg van Parijs geweest is; al de be scheiden, die in het vervolg nog kunnen komen, zullen slechts de uitspraken over kleinigheden wijzigen en in niets invloed hebben op het alfemeene overzicht, dat ik voornemens ben den lezer te geven. Ik zal mijne studie in twee deelen splitsenin het eerste zal ik de staatkundige feiten onderzoekenin het tweede de krijgskundige. Deze twee reeksen vullen elkander wederkeerig aanen slechts mt haar geheel han een beslissend oordeel worden afgeleid. 362

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 369