374 ber van het leger van Parijs, noch geroepen noch geraadpleegd is ge worden en geene handteekening heeft behoeven te stellen op een stuk, opgemaakt buiten zijn gezag en zijne verantwoordelijkheid; Verklaart de Eaad zich om al deze redenen onbevoegd tot het uitspreken van zijne meening over gezegde overgave." «Het beleg van Parijs is dus tot het einde een vreemd, buitenge meen feit geweest. Een bewind, dat het geheele land vertegenwoor digde, heeft de verdediging geleideene diplomatie, gedwongen tot briefwisseling met luchtballons, heeft er de ontknoopingen van gere geld; de militairen verklaren zich niet in staat er over te oordeeleu. Dit is de eerste maal, dat zoo iets gebeurt, sinds men oorlog voert en vestingen verdedigt; het schijnt haast, dat Parijs als vesting heeft moeten zijn, wat het altijd geweest is als stad, eene uitzondering, een voorwerp van nieuwsgierigheid voor de geheele wereld. Deze exceptioneele toestand is een ongeluk geweest in de anormale om standigheden, die men doorleefde; hij is bovendien een misslag geweest, want hij is in het leven geroepen door jde menschen en kon vermeden worden. Uit dit oogpunt beoordeeld, en uit dit oogpunt heeft de Eaad van Onderzoek haar beoordeeld, komt de verantwoordelijkheid met haar geheele gewicht neder op het burgerlijk gezag, niet op den mi litairen bevelhebber; op de staatkundige mannen, niet op de veld- heeren. Bij hoogst ernstige verwijten, die de geschiedenis tot deze laatsten zal kunnen richten, zal het voor hen eene verzachtende om standigheid zijn, die het onrechtvaardig ware hun te weigeren. Aan den anderen kant, de tegenwoordigheid van het bewind aan genomen zijnde als een gedane zaak, wordt zij eene verontschuldi ging voor alles, wat gedaan is, eene vruchtbare bron, waaruit de kleinere misslagen noodwendig voortvloeien. Het schijnt mij zeker toe, dat de verdediging van Parijs, in het geheel genomen en op zeer algemeene wijze opgevat, geweest is, wat zij zijn moest, gegeven zijnde het aangenomene regeerstelsel, gegeven zijnde de mannen, die haar bestuurden. In de hitte van den strijd, toen wij in de klauwen van den vijand waren en met een' zeer natuurlijken en zeer rechtmatigen hartstocht de minste gebeurtenissen en de minste handelingen beoor deelden, schenen vele dingen ons monsterachtig, buitensporig toe, en de verstandigsten deinsden niet terug voor die heftigheid van taal en die beschuldigingen van verraad, die sinds de eerste rampen in de mode waren gekomen. Nu wij het drama in zijn geheel kunnen overzien, nu wij tot de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 381