376
en de hoop op eeii wapenstilstand, is de administratie een gemiddelde
geweest tusschen de twee tegenstrijdige beginselende eenheid en
de decentralisatie. Het Stadhuis en de ministeriën aan de eene
zijde, de mairies of besturen van de verschillende wijken aan de
andere -dat waren de drie onderling vijandige machten, die zich
belast hadden met de zorg v,oor het stoffelijke leven van Parijs. Deze
toestand, die aanhoudend geschillen en verwarring verwekte, was op
zich zeiven slecht; hij werd verderfelijk op een' oogenblik, waarin
aarzelingen en vertragingen de meest onheilzwangere gevolgen konden
hebben voor de gezondheid en zelfs voor het leven van geheel eene
bevolking. Men moest zich tot één dezer twee stelsels bepalen: of
wel alles in ééne enkele hand centraliseeren, wat zeker verkieslijk
ware geweest, of wel de mairesonder hunne uitsluitende verant
woordelijkheid, hunne respectieve arrondissementen o.f wijken laten
beheeren. Hetzij uit vrees die behoorlijk gekozene gemeente-besturen
tegen zich in te nemen, hetzij uit verlangen zich van een gedeelte
van den last te ontdoen men volgde een' middenweg, die, gelijk
alle middenwegen, de moeilijkheid vermeerderde, in plaats van ze
te verminderen. Wat zeker is dit blijkt uit verschillende gedeelten
van het boek des heeren Pavre (o. a. bl. 314) de politieke be
schouwingen zijn niet vreemd geweest aan dit besluit, althans zij
hebben meer of minder rechtstreeks hareu invloed uitgeoefend op de
geringste voorvallen der verdediging. Dat zoo zijnde, is het eigenaar
dige karakter der administratie, alles te laat te hellen gedaan. Im
mers, herinner u wat er gebeurd is: men bepaalt het rantsoen vleesch,
nadat de voorraad ossen en schapen reeds in een betrekkelijk zeer
korten tijd bijna opgegeten was men beperkt het verbruik van gas
eerst op den 28sten October, anderhalve maand na het begin van het
beleg, wat in de noodzakelijkheid brengt het na eenigen tijd geheel af
te schaffen; men doet hout kappen in de maand Januari, gedurende de
strengste koude en toen de brandstof reeds bijna geheel ontbrakwat
een nat hout geeft, ongeschikt voor het stokenna, bij proclamatie
van den 12*™ December, plechtig verklaard te hebben, dat men het
brood niet onder rantsoen zou brengen, besluit men eindelijk tot een
rantsoen brood, maar op een oogenblik, waarin het niet meer kon
bedragen dan 300 wichtjes per dag en per persoon. Door deze reeks
van verzuimen en van aarzelingen heeft men den mogelijken duur
van den tegenstand verminderd in eene mate, die het mij onmogelijk
is te bepalen, omdat ik de noodige bescheiden niet heb, maar die zeker