330
leven in eene door den vijand aangevallene stad. Dit is zoo waar,
dat er in de twee dikke deeleu van den heer Jules Favre, gewijd,
gelijk de titel het aanduidt, aan de geschiedenis van het Gouverne
ment der Nationale Verdediging, bijna geene enkele inlichting over
de administratieve maatregelen voorkomt, alsof deze bijzonderheden
slechts eene onbeteekenende rol hadden gespeeld, alsof zij van een te
alledaagsch gewicht waren om eene plaats te verdienen naast de hooge
staatkundige beschouwingen, waarbij de schrijver zoo lang verwijlt.
Dit verzuim, voorbedacht of onwillekeurig, zal zeker allen ver
bazen, die beleg van Parijs niet hebben bijgewoond; het zal echter
natuurlijk toeschijnen aan allen, die er toeschouwers van geweest zijn
en gezien hebben, hoe weinig de leiders der verdediging zich bezorgd
maakten over de stoffelijke dingen hoe zij behagen schepten in de
sferen der algemeene bespiegelingenhoe zij de goede organisatie van
de verschillende diensttakken gaarne vervingen door welsprekende
proclamaties en prachtige redevoeringen.
Laat de proefneming, die wij gewaagd hebben, niet verloren zijn;
laat ons minder aan de menschen vragen, wat in strijd is met de ge
woonten van hunnen geest en met hun temperament; laat ons niet
vorderen van de staatkundige mannen, dat zij zich vervormen tot
administrateurs, en, zoo de gebeurtenissen ons nog eens het ongeluk
van een beleg toedachten, laat ons dan ons lot toevertrouwen aau
praktische mannen, gewoon aan de moeilijkheden van de militaire
administratie. Dat is de gevolgtrekking, waartoe ik kom, van welke
zijde ik het vraagstuk ook onderzoek Parijsbelegerd zijndemoest
op militaire wijze bestuurd en op militaire wijze geadministreerd
worden. Ik wil daarmede niet zeggen, dat alleen de militairen in staat
zijn in oorlogstijd diensten te bewijzen het Duitsche leger, dat eene
aanzienlijke hoeveelheid burgerlijke ambtenaren van allerlei soort in
zijn gevolg voerde, heeft ons door een treilend voorbeeld het onbe
grensde nut van dit bestanddeel, zelfs in een veldtocht verre van
het vaderland, bewezen. Ik beweer slechts, dat, wie ook de mannen
zijn, die het toepassen, het stelsel van bestuur en van beheer in oor-
logstijd militair, niet burgerlijk moet zijn, in overeenstemming met
de vele behoeften der aanvallende en verdedigende krijgsverrichtingen,
niet met de grillige eischen der staatkunde en diplomatie. Zoo lang
men in Fran rijk dit beginsel, door Duitschland sinds lang in al
in zijne strengheid toegepast, niet begrijpt, zoo lang men alles aan
het toeval der ingeving overlevert en, gelijk men te Parijs gedaan