381 heeft, de ingewikkelde en omslachtige onderdeelen der organisatie overlaat aan mannen, die allerlei soort van verdiensten en allerlei soort van goede hoedanigheden hebben, behalve die, welke de omstandig heden onontbeerlijk maken, moet men er niet aan denken oorlog te voeren, want men zou zich blootstellen aan nederlagen en rampen. De heer Trochu beweert, dat de overlevering van 1793, die al de leden van het Gouvernement beheerschte, niet waar was, zelfs niet in het tijdperk, waarin zij werd geboren. Deze aanmerking schijnt mij zeer juist toe; inderdaad, nooit heeft geestdrift de krijgstucht kunnen vervangennooit heeft de goede wil aangevuld, wat aan de goede organisatie ontbrak. Wat mij meer betwistbaar schijnt, wat ik althans niet kan aannemen, is, dat het te Parijs geblevene Gouverne ment door deze overlevering beheerscht is geweest. Dat enkele zijner leden, in .de stilte van het studeervertrek, gedroomd hebben van de groote worstelingen der vorige eeuw, van de geestkracht der mannen, die in het beleid van 's lands zaken allen wederstand verbrijzelden, alle hinderpalen omverwierpen en alle moeilijkheden te boven kwamen, is mogelijk, maar niemand, zelfs niet de meest opgewondene, had een temperament, revolutionair genoeg, en een karakter, stoutmoedig genoeg, om de verwezenlijking van dezen droom te wagen. Ik maak er geen verwijt van, want de droom was hersenschimmig ik teeken eenvoudig een feit op, dat van belang is voor de geschiedenis van ons tijdvak. Wat meer verbazing wekt, is, dat het Gouvernement, hetwelk alles verwaarloosd heeft, om zich onledig te houden met staatkunde, geen eiikel spoor van zijn doortocht, zelfs in deze sfeer van denkbeelden, heeft achtergelaten; het heeft niets geschapen, het heeft niets vernie tigd. Niet ik zeg het -, ik zou mij wel gewacht hebben zulk eene zware beschuldiging uit te brengen het is de heer Pavre, die ons de volgende bekentenis doet: //Ik weet, dat vele zeer trouwhartige lieden gelooven, dat het Gouvernement te veel voor de republiek gedaan heeft en het dit verwijten. Dit komt, omdat zij meer hechten aan den schijn dan aan de werkelijkheidzij zien slechts de officiëele formules der plakkaten en de aanstellingen van zeker getal prefekten. Dat noem ik den schijn, en in eene omwenteling hebben wij het ongeluk, de een er van te schrikken, de ander er mede tevreden te Troclrn heeft in de Nationale Vergadering, bij de beraadslagingen over de nieuwe legenyet, gewezen op de Gedenkschriften \an Dumouriez, die reeds deze overlevering bestreed. Zie ook het in dit Tijdschrift ontlede werk van Rousset. E.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 388