383 met ons staande te houden te midden der moeilijkheden van eiken dag, wij hebben, wat wij aan geestkracht hadden, versleten met te laveeren te midden der klippen, met ons staande te houden op den post, waartoe de toejuiching van het volk ons geroepen had; wij heb ben geleefd, wij hebben ons gehandhaafd in het gezag ondanks alles dat was een te zwaar werk, om ons den tijd te laten iets anders te doen. Gelijk die groote masten der schepen, die den winddruk slechts weerstaan, omdat de touwen van het want ze in twee verschillende richtingen trekken, zijn wij in evenwicht gebleven, omdat de vijand, dien wij bestreden en die ons insloot, de menigte bedwong, die ons bestrijden wilde en ons onophoudelijk bedreigde. Wij waren bezield met de oprechtste vaderlandsliefde, met de levendigste begeerte nut tig te zijn voor de bevolking, die ons benoemd had, maar wij waren te midden van te veel ongelijkslachtige bestanddeelen en uiteenloo- pende programma's om de eenheid en de geestkracht te vinden, die de omstandigheden zoo gebiedend voorschrevenwij hebben de gevolgen van onzen toestand gedragen, en zoo wij verkeerd gehandeld hebben, niemand had het wellicht beter gedaan." Ik weet niet, of de geschiedenis zich met dit antwoord zal verge noegen, of zij, bij alle billijkheid in het letten op de omstandigheden en in het verontschuldigen van de menschen, niet gezind zal zijn te vinden, dat het Gouvernement, na den ontzettenden misslag begaan te hebben te Parijs te blijven, dien nog verzwaard heeft door de fouten van minder gewicht, die het in zijne macht had te vermijden. Wij, tijdgenooten, zijn altijd tegenover hen, die niet geslaagd zijn, geneigd tot eene overdrevene strengheid, die de volgende geslachten, kalmer en beter onderricht, in het algemeen veel verzachten. Ik wensch, dat mijne oordeelvellingen over de verdediging van Parijs dit lot onder gaan, maar ik vrees, dat onze kinderen, zich weinig bekommerende om par tijstrijd, die ons verdeelt, en slechts lettende op het belang der waarheid, met nog meer strengheid dan wij de staatkunde gedurende het beleg van Parijs zullen veroordeelen. II. De krijgsvekkichtingen. Omtrent het tweede gedeelte van Wyrouboff 'swerk, waarin hij de krijgsverrichtingen even krachtig veroordeelt als de staatkunde, zegt Littré, ook een burger, het volgende: De gevolgtrekking van het eerste gedeelte is, dat de staatkunde van het beleg betreurenswaard is geweest, daar zij de krijgskundige ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 390