■384 dediging, die toch het hoofddoel was, in het geheel niet ondersteund, maar haar zelfs dikwijls belemmerd heeft. Deze gevolgtrekking is streng; ik geloof, dat zij rechtvaardig is. Ik laak den 4clei1 September niet, noch de volksbeweging, die de Bonaparte's verjoeg. In het oogenblik zelf was ik er door verschrikt als door eene daad van tuchteloosheid in een gevaarlijk tijdsgewricht, maar sedert heb ik erkend, dat het werkelijk niet mogelijk was de leiding der zaken te laten in de handendie ze hadden. De drie nederlagen in het begin: Weissemburg, Forbach en Reichshofen, hadden Frankrijk met ontsteltenis geslagen, maar het scheen krijgs geluk. Daarna kwam het ïtijnlegerafgesneden voor Verdunterug geworpen in Metz en verloren voor Frankrijk. Eindelijk was het de beurt van het leger van Chalonsdat door de strategie van den keizer in Sedan als tegen een' muur gedrongen en als krijgsgevangene over geleverd werd. Zoo bleef er na drie weken niet één enkel man'meer over van de 250.000, waarover Napoleon III het opperbevel had aan vaard. Dat was te veel; geene gelatenheid kon dulden, dat zij de laatste en wanhopige verdediging zouden leidendie de legers niet deden vechten, maar nemen. Ik zou niet billijk zijn jegens het Gouvernement der Nationale Verdediging, zoo ik er niet bijvoegde, dat de mannen, aan wie de menigte het bewind toewierp, den vijand aanrukkende vonden, het gevaar onbegrensd, de hulpmiddelen nietig, den tijd karig toegeme ten. Ik stem toe, het is niet zeker, dat, in zulke omstandigheden, wakkere bekwaamheid het vaderland zou gered hebben. Maar het is zeker, dat het vooral in het ongeluk verboden is in iets te kort te komen, wat het ook zij. De overwinnaar vergeeft zich lichtelijk de fouten, die uitgewischt worden door de overwinning, maar de overwonnene vergeeft zich de zijne niet, die de nederlaag bitterder maken. De heer WyroubofF oordeelt niet gunstiger over de krijgskundige dan over de staatkundige verrichtingen. Ik was toen in de depar tementen, buiten de hoofdstad, en met de toenemende bezorgdheid, die ieder onzer het hart verscheurde, de ontwikkeling van de worsteling volgende, wachtte ik aanhoudend eenige krachtige poging af, die Parijs zoude wagen. Maar de dagen, de weken, de maanden verliepen, en Parijs bezweek, gelijk Metz, voor den hongersnood, zonder andere inspanning dan gevechten en ontmoetingen, die nooit tot eene be slissing werden doorgevoerd. Deze mislukking doet de heer Wyroubofl

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1874 | | pagina 391