394
uitvoer wilde leggengelijk hij schijnt te zeggenop het oogenblik
toen men te Parijs den marsch van het Loire-leger kende. In het
boek, dat hij aan zijne zelfverdediging gewijd heeft en waarin hij
uitvoerig over velerlei dingen spreekt, geeft hij ons geene enkele
inlichting, geene enkele aanwijzing, waaruit het bewijs kan worden
afgeleid, dat in eenig tijdvak van het beleg zijn plan uit de sfeer
der afgetrokkenheden was neergedaald en begonnen had met eene
praktische gedaante aan te nemen. Wij zien, integendeel, uit den
cursief gedrukten volzin van den heer Jules Favre, dat de generaal
aarzelde, dat hij vermoedelijk zelfs verscheidene malen van meening
veranderd was, daar d'Aurelle de Paladiues, in overeenstemming met
zijne (Trochu's) instrukties, zijne strijdmacht om Orleans had saamge
trokken en in het geheel niet geneigd scheen de richting naar het noor
den te nemen. De Parijzenaars hadden dus misschien gelijk met den
opperbevelhebber te beschuldigengeen enkel vast plan te hebben en
van den eenen dag op den anderen te levenzooals de gebeurtenissen
het meebrachten.
Ik heb de behandeling van dit vraagstuk eenigszins uitgeplozen,
omdat het van het grootste gewicht is voor de beoordeeling van het
karakter der verdediging van Parijs. Het gemis van een afgebakend
plan of althans van den uitdrukkelijken wil om het te volvoeren heeft,
gelijk men begrijpt, op het gebied der krijgskunde dezelfde rol moe
ten spelen als het gemis van een bestuursplan gespeeld heeft op het
gebied der staatkunde; het heeft grootendeels die weifelingen, die
zonderlinge slapheid veroorzaakt, die aan de verdediging een zoo
bijzonder aanzien hebben gegeven. Men vroeg zich alle dagen af,
wat men den volgenden morgen doen zoumen waagde kleine ge
vechten en kleine veldslagen, nu eens aan den eenen kant, dan we
der aan den anderenzonder dat het mogelijk zij de redenen te ont
dekken, die de keuze van het terrein en van den dag voor den strijd
bepaald hebben, en zonder dat men zich het doel van die ontmoe
tingen vermag te verklaren. Wij hebben reeds in het eerste gedeelte
van dezen arbeid gezien, dat de staatkundige bedenkingen de krijgs
kundige ondernemingen aanmerkelijk hebben belemmerd; ik voeg er
nu bij, dat dit gebrek aan een helder inzicht omtrent het na te
jagen doel en omtrent de praktische middelen om het te bereiken,
die pogingen ten eenemale ijdel heeft gemaakt. Immers, waartoe
dient het na bloedige inspanningen veldslagen te winnen, zoo men
van de overwinning geen partij weet te trekkenen hoe zou men