406
Wie noemt, zich die tijden voor den geest brengendeniet met trots
den naam van Von Lützovv, maar daarentegen met spijtgevoel dien
van den ongelukkigen generaal Jumeldie, het Maleisch zeer slecht
machtig, door lari in stede van marljoe te kommandeeren den waar
schijnlijk gelukten aanval van drie Nederlandsche bataillons infanterie
op de Engelsche troepen te Meester-Cornelis in een bandeloozen te
rugtocht veranderde!
Toen het Indische leger eenmaal georganiseerd was, werd het door
werving in Indië en door suppletie uit het moederland op dezelfde wijze
als heden ten dage op kompleet gehouden. Later werd de werving
van Afrikanen geopend en na e'enige jareneven als die der Benga-
leezen, weder gesloten. Yoor de Afrikanen veranderde men later
weder van opinie. Ook de Amboneezen de bloem der Indische sol
daten-werden nu eens aangeworven, dan weer van de werving uit
gesloten. Voor die schijnbare wispelturigheid moeten gegronde redenen
bestaan hebben.
In het jaar 1825 was een niet onaanzienlijk gedeelte van het In
dische leger onder den generaal-majoor Baron Van Geen op Celebes,
tot demping van den aldaar uitgebroken opstand. Toen die troepen
macht gevoelige verliezen had geleden en in dat zelfde jaar de onlusten
uitbraken, die het begin waren van den vijfjarigen oorlog op Java, had
men in den Indischen archipel eene dringende behoefte aan eene be
duidende versterking onzer levende weermiddelen. De kommandant
van het Indische leger, luitenant-generaal en tevens luitenant-gou
verneur-generaal Baron Merkus De Koekstelde daarom aan de In
dische regeering voor, het leger, behalve door de gewone jaar-
lijksche suppletie, door een volkomen georganiseerd bataillon infanterie
van 800 Europeanen te versterken. Neemt men de benarde tijdsom
standigheden in aanmerking, waarin onze koloniën toen verkeerden,
en vergelijkt men hiermede de geringe strijdmacht die op Java be
schikbaar was, dan pleit De Kock's matige eisch wel voor de energie,
waarmede hij de vele voor hem liggende hinderpalen scheen te wil
len opruimen. En toch toen de gouverneur-generaal Baron Van
der Capellen het voorstel van De Koekmet een gunstig advies on
dersteund, bij het opperbestuur overbracht, kon de toenmalige minis
ter van marine en koloniën daaraan zijne adhaesie niet schenken,
omdat het zenden van een geheel georganiseerd bataillon te kostbaar
ivas. De suppletie voor dat jaar werd evenwel met 800 man verhoogd.